ECLI:NL:RBSGR:2002:AE7964
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van vreemdeling in het kader van de Associatieovereenkomst EG-Roemenië en meldingsplicht
In deze zaak gaat het om de bewaring van een vreemdelinge van Roemeense nationaliteit, die op 2 juli 2002 is staandegehouden. De vreemdelinge beschikte over een geldig Roemeens paspoort, maar heeft nagelaten zich binnen de voorgeschreven termijn van drie dagen bij de korpschef te melden, zoals vereist door artikel 4.8 van het Vreemdelingenbesluit 2000. De staatssecretaris van Justitie heeft de maatregel van bewaring opgelegd, omdat er een ernstig vermoeden bestond dat de vreemdelinge zich aan de voorgenomen uitzetting zou onttrekken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de maatregel van bewaring niet gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden dat de identiteit van de vreemdelinge vaststond, zij over een vaste verblijfplaats beschikte en voldoende middelen van bestaan had. De rechtbank oordeelde dat een lichtere maatregel, zoals een meldplicht, voldoende zou zijn geweest.
De rechtbank heeft het beroep van de vreemdelinge gegrond verklaard en de bewaring opgeheven. Daarnaast is er een verzoek om schadevergoeding ingediend, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de onrechtmatigheid van de bewaring voortkwam uit een onevenwichtige belangenafweging door de staatssecretaris. Aangezien de vreemdelinge ook in strijd met de Vreemdelingenwet had gehandeld, werd de schadevergoeding gematigd tot nihil. De rechtbank heeft de proceskosten aan de staat der Nederlanden toegewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. B.I. Klaassens op 12 juli 2002, en de beslissing is openbaar gemaakt. De rechtbank heeft de mogelijkheid van hoger beroep tegen deze uitspraak bevestigd, waarbij het beroepschrift binnen een week na verzending ingediend moet worden bij de Raad van State.