ECLI:NL:RBSGR:2002:AE7892

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/757237-02
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woninginbraak met ernstige verwondingen en meerdere diefstallen

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 13 september 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere woninginbraken en geweldpleging. De verdachte, afkomstig uit Albanië, werd beschuldigd van het inbreken in de woning van een benadeelde partij in de nacht van 24 op 25 april 2002. Tijdens deze inbraak werd de verdachte gestoord door de bewoner, wat leidde tot een gewelddadige confrontatie waarbij de verdachte het slachtoffer met een schroevendraaier in de hals stak, wat resulteerde in levensgevaarlijk letsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen angst had aangejaagd, maar ook ernstige schade had toegebracht aan het slachtoffer, die op de intensive care moest worden opgenomen.

De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden en een schadevergoeding van € 4.561,83 aan de benadeelde partij. De rechtbank nam de vordering van de benadeelde partij in behandeling en oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de schade die door zijn daden was veroorzaakt. De rechtbank overwoog dat de verdachte in een korte periode meerdere woninginbraken had gepleegd en daarbij verschillende goederen had gestolen, waaronder meerdere personenauto's. De rechtbank besloot dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toewijsbaar was, maar verklaarde de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering voor de kosten van beveiliging na de inbraak.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 3 jaar en 6 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de gewelddadige aard van de inbraak een zwaardere straf rechtvaardigden dan door de officier van justitie was geëist. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en de raadsvrouwe van de verdachte, en de rechtbank verklaarde dat de verdachte niet voor eerdere strafbare feiten in het justitiële documentatieregister voorkwam.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/757237-02
rolnummer 0007
's-Gravenhage, 13 september 2002
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Albanië),
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in Penitentiair Complex Scheveningen,
Unit 2 te 's-Gravenhage.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 30 augustus 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsvrouwe mr Van Gemert, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd. Als gemachtigde namens de benadeelde partij is verschenen mr A.B. Baumgarten.
De officier van justitie mr Remmerswaal heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot het bedrag van € 4.561,83.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 4.561,83 subsidiair 45 dagen hechtenis ten behoeve van het benadeelde genaamd [benadeelde partij].
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft in de nacht van 24 op 25 april 2002 ingebroken in de woning van [benadeelde partij] te [woonplaats]. Toen verdachte bij de inbraak werd gestoord door de bewoner is er een worsteling ontstaan waarbij verdachte zijn slachtoffer meermalen met een schroevendraaier in de hals heeft gestoken. Door deze zeer gewelddadige handelwijze heeft verdachte zijn slachtoffer niet alleen angst aangejaagd, maar ook levensgevaarlijk letsel toegebracht. Deze moest op de intensive care van het ziekenhuis worden opgenomen. Het is niet aan verdachte te danken dat het letsel slechts bij een halswond is gebleven. De gevolgen van zijn handelen hadden veel ernstiger kunnen uitvallen.
Voorts heeft verdachte, zowel alleen als samen met een ander, in een zeer korte periode een groot aantal woninginbraken gepleegd en daarbij verschillende goederen buitgemaakt. Verdachte heeft, met behulp van uit de woningen weggenomen autosleutels, meerdere personenauto's van hun rechtmatige eigenaren gestolen. Door het Openbaar Ministerie is slechts de diefstal van één personenauto telastgelegd. De rechtbank zal echter de diefstal van vier andere personenauto's ter informatie meenemen in haar beoordeling, nu verdachte daartegen geen bezwaar heeft gemaakt en de officier van justitie heeft gezegd verdachte daarvoor niet verder te zullen vervolgen.
Door in woonhuizen in te breken is het recht op privacy van de bewoners door verdachte geschonden. Blijkens de inhoud van het proces-dossier en het onderzoek ter terechtzitting was verdachte ten tijde van het plegen van de feiten nog geen maand in Nederland.
Naar het oordeel van de rechtbank doet de eis van de officier van justitie onvoldoende recht aan de ernst van de feiten. Het hiervoor overwogene, met name de omstandigheid dat verdachte kennelijk niet schroomt levensgevaarlijk geweld te gebruiken op zijn inbrekerspad en het feit dat verdachte een ware strooptocht heeft gehouden direct nadat hij in Nederland was gearriveerd, brengen de rechtbank ertoe een zwaardere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Blijkens een faxbericht d.d. 23 mei 2002 van de Centrale Justitiële Documentatiedienst te Almelo, blijkt verdachte niet voor te komen in het justitiële documentatieregister.
De vordering van de benadeelde partij.
[benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 4.561,83.
Voorzover de vordering betrekking heeft op de gevorderde veiligheidsvoorzieningen, zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding. De kosten van beveiliging na een inbraak -anders dan vervanging van bij de inbraak beschadigde zaken- zoals extra sloten en alarminstallatie, staan naar juridische maatstaven in het algemeen niet in een zodanig verband met de inbraak dat zij aan de dader als gevolg van de gebeurtenis zijn toe te rekenen.
Het gedeelte van de vordering, voorzover deze betrekking heeft op immateriële schade en eigen risico ziekenkostenverzekering, is door de verdediging niet weersproken, en is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 1 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal dit gedeelte van de vordering toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht gedeeltelijk aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 3.453,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij].
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 24c, 36f, 57, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
DIEFSTAL GEPLEEGD GEDURENDE DE VOOR DE NACHTRUST BESTEMDE TIJD IN EEN WONING, GEVOLGD VAN GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN;
ten aanzien van feit 2 en feit 5:
DIEFSTAL GEPLEEGD GEDURENDE DE VOOR DE NACHTRUST BESTEMDE TIJD IN EEN WONING, GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 3:
DIEFSTAL GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE HET WEG TE NEMEN GOED ONDER ZIJN BEREIK HEEFT GEBRACHT DOOR MIDDEL VAN VALSE SLEUTELS;
ten aanzien van feit 4:
DIEFSTAL GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK;
ten aanzien van feit 6:
DIEFSTAL GEPLEEGD GEDURENDE DE VOOR DE NACHTRUST BESTEMDE TIJD IN EEN WONING, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 7 en feit 8:
DIEFSTAL;
ten aanzien van feit 9:
DIEFSTAL WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN VERBREKING;
ten aanzien van feit 10:
DIEFSTAL GEPLEEGD GEDURENDE DE VOOR DE NACHTRUST BESTEMDE TIJD IN EEN WONING, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN VERBREKING EN INKLIMMING;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren en 6 maanden;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 22 mei 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 24 mei 2002,
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], [adres], een bedrag van € 3.453,= met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] voor het overige niet ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, en dat deze zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 3.453,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 42 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Donker, voorzitter,
Drop en Kuijer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Blommesteyn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 september 2002.
mr Drop is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.