RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummers : 09.900.401-02; dagvaarding I.
ttz gevoegd met : 09.926.758-00; dagvaarding II.
's-Gravenhage, 3 september 2002.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de (wat dagvaarding II. betreft door de politierechter naar de meervoudige strafkamer verwezen) zaak van de officier van justitie tegen de verdachte :
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, PCS "De Kantelberg"
Unit 4, Pompstationsweg 32 te 's-Gravenhage.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 20 augustus 2002 .
De verdachte, bijgestaan door de raadsvrouw mr Bosma is verschenen en gehoord.
Er hebben zich vier benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr J. Koorn heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding I. onder 1. en 2. telastgelegde en het hem bij dagvaarding II. onder 1., 2. en 3. telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en terbeschikkingstelling van verdachte met verpleging van overheidswege.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen -hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie aan dit vonnis is gehecht (gemerkt C.)- onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen te weten :
1 mes, HOMEIJ, lemmet zonder heft en 1 mes, kleur zwart, met heft, worden verbeurd verklaard.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de benadeelde partijen het volgende geconcludeerd tot :
- Niet ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1].
- Toewijzing van een deel van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2] tot een
bedrag van fl. 61,70 en tot niet ontvankelijkheid van het overige, zijnde de immateriële
schade.
- Niet ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3] namens De Platenhoven.
- Toewijzing van een deel van de vordering van de benadeelde partij Boek- en Kantoorboekhandel [benadeelde partij4] tot een bedrag van fl. 184,80, zijnde vernieuwing van een slot, en tot niet ontvankelijkheid van het overige, zijnde de twee werkuren.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding I., gemerkt A., en van de dagvaarding II., gemerkt A.1. en A.2., en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A.3.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij - gewijzigde - dagvaarding I. onder 2. is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding I. onder 1. vermelde feit heeft begaan en de bij dagvaarding II. onder 1., 2. en 3. vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voor-komende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B., B.1. en B.2.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straffen en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft een beveiligingsmedewerker werkzaam bij de Sociale Dienst -op wie hij naar eigen zeggen vreselijk boos was- geprobeerd van het leven te beroven door hem met een mes driemaal in zijn rug te steken.
Verdachte was al drie keer eerder met een mesje naar de Sociale Dienst gegaan teneinde deze man dood te maken, doch door omstandigheden van buiten af is het verdachte niet gelukt in de nabijheid van die beveiligingsmedewerker te komen. Voordat hij de vierde keer op pad ging, heeft verdachte eerst een groter mes gekocht, is toen het latere slachtoffer weer op gaan zoeken bij de Sociale Dienst teneinde hem nu echt dood te maken. Verdachte is er ingeslaagd met het zojuist aangeschafte mes de beveiligingsmedewerker tot drie maal toe in zijn rug te steken.
Het is bij een poging gebleven omdat het mes afbrak, anders had verdachte naar eigen zeggen de man nog vele keren meer willen steken, omdat hij hem dood wilde maken. Verdachte heeft telkens aangegeven dat hij geen spijt van zijn daad had en het zelfs betreurde dat de man niet dood was. Eerst op de zitting geeft verdachte aan het toch wel te betreuren dat dit gebeurd is.
Verder heeft verdachte "voor zijn plezier" gedurende ongeveer 5 weken een zevental vernielingen verricht door hout/ijzerdraad in sloten van winkels/bedrijven te stoppen, waardoor deze sloten niet meer te gebruiken waren.
Tevens heeft verdachte een aantal keren "uit verveling en omdat hij het een mooi geluid vond" ruiten van een kapperszaak ingegooid.
Ook heeft verdachte een diefstal gepleegd door uit een winkel een T-shirt weg te nemen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de over verdachte opgemaakte rapporten van de psychiater dr. B.A. Blansjaar van 19 juni 2002 en van de psycholoog drs. G.M. Jansen van 2 juli 2002.
In de rapportage van de psychiater wordt verdachte beschreven als een man die het ontoelaatbare van zijn daad tot op zekere hoogte overziet.
Verdachte is volgens de psychiater lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van een psychose, waarschijnlijk veroorzaakt door schizofrenie of een schizofrene stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een anti-sociale persoonlijkheidsstoornis dan wel een anti-sociale persoonlijkheidsstructuur.
De psycholoog is van oordeel dat er sprake is van een ziekelijke stoornis namelijk een ernstig psychotisch toestandsbeeld en een schizofrene ontwikkeling. Vanwege het psychotische toestandsbeeld dat zich op de persoonlijkheid vertroebelt is het op dit moment niet mogelijk de diagnose antisociale persoonlijkheidsstoornis vast te stellen.
Beide deskundigen komen tot de conclusie dat het bij dagvaarding I. onder 1. telastgelegde feit verdachte in sterk verminderde mate is toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.
Beide deskundigen achten de kans op herhaling van delicten als het primair telastgelegde evenwel zodanig verhoogd dat zij de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging noodzakelijk achten om nadere diagnostiek en psychiatrische behandeling mogelijk te maken onder voldoende veilige omstandigheden.
Verdachte wordt gevaarlijk geacht voor de maatschappij.
Teneinde te bereiken dat het risico van recidive aanvaardbaar klein wordt, zal de rechtbank naast een gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling alsmede verpleging van overheidswege opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eisen, gelet op de persoonlijkheid van verdachte en de ernst van het door hem gepleegde feit.
De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat de beide deskundigen -blijkens hun rapportage behandeling van verdachte mogelijk achten.
Gezien het bij dagvaarding I. bewezenverklaarde delict, zijnde een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, mag de duur van de TBS de termijn van vier jaar overschrijden.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland van 31 juli 2002.
Verdachte is in het verleden terzake van vermogensdelicten met politie en justitie in aanraking geweest, doch niet eerder voor een geweldsdelict.
Zoals uit het vorengaande blijkt tilt de rechtbank erg zwaar aan de poging tot moord.
De rechtbank zal -ondanks het feit dat zij verdachte vrijspreekt van feit 2. van dagvaarding I. en ook verdachte vrijspreekt van het onderdeel "tezamen en in vereniging met een ander" van feit 3. van dagvaarding II.- de eis van de officier van justitie volgen omdat deze straf recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
[benadeelde partij1], wonende te [woonplaats], aan de [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd terzake van zijn vordering tot schadevergoeding, groot € 7.499,64, zijnde € 4.538,= voor immateriële schadevergoeding en een aantal andere posten, sommige niet nader gespecificeerd.
De rechtbank zal de vordering met betrekking tot immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 4.500,= toewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat een immateriële schade in ieder geval op dat bedrag kan worden gesteld. Voorzover een hoger bedrag gevorderd wordt en voor wat betreft de materiële schade zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze schadeposten niet voldoende door bescheiden zijn gestaafd en ook niet voldoende eenvoudig vaststelbaar zijn.
De benadeeldeelde partij kan zich desgewenst hiertoe tot de burgerlijke rechter wenden.
[benadeelde partij2], wonende te [woonplaats], aan de [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd terzake van haar vordering tot schadevergoeding, groot fl. 2.561,70, zijnde fl. 2.500,= voor immateriële schadevergoeding.
De rechtbank zal de vordering met betrekking tot materiële schadevergoeding zijnde fl. 61,70 toewijzen en zal voor het overige -de immateriële schadevergoeding- de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de rechtbank de vordering op dit punt niet eenvoudig van aard acht.
De benadeelde partij kan zich desgewenst hiertoe tot de burgerlijke rechter wenden.
[benadeelde partij3] heeft zich voor De Platenhoven, gevestigd aan de [adres] te [woonplaats], als benadeelde partij gevoegd terzake van de vordering tot schadevergoeding, groot fl. 500,=, te weten arbeidsuren personeel en eigenaresse en klantenderving.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering tot materiële schadevergoeding nu deze niet met bescheiden is gestaafd en de schade overigens ook onvoldoende eenvoudig vaststelbaar is.
De benadeelde partij kan zich desgewenst hiertoe tot de burgerlijke rechter wenden.
Boek- en Kantoorboekhandel [benadeelde partij4], gevestigd aan de [adres] te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd terzake van de vordering tot schadevergoeding, groot fl. 284,80, zijnde fl. 184,80 voor vernieuwing van een slot aan de achterdeur en 2 werkuren à
fl. 50,= per uur.
De rechtbank zal de schadepost met betrekking tot vernieuwing van het slot toewijzen, nu deze met bescheiden is gestaafd en voldoende eenvoudig vaststelbaar is.
De rechtbank zal voor het overige de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding, aangezien deze niet met bescheiden is gestaafd en ook niet voldoende eenvoudig is vast te stellen.
De benadeelde partij kan zich desgewenst hiertoe tot de burgerlijke rechter wenden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, te weten :
1 mes, merk HOMEIJ, lemmet zonder heft en 1 mes, kleur zwart, met heft verbeurdverklaren, zijnde deze voorwerpen voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met betrekking tot deze aan verdachte toebehorende voorwerpen het bij dagvaarding II. onder 1. bewezenverklaarde feit is begaan.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen :
33, 33a, 37a, 37b, 45, 57, 289, 310, 350 en 352 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij - gewijzigde - dagvaarding I. onder 2. telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het hem bij - gewijzigde - dagvaarding I. onder 1. telastgelegde feit en de bij dagvaarding II. onder 1., 2. en 3. telast-gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt :
OPZETTELIJK EN WEDERRECHTELIJK ENIG GOED DAT AAN EEN ANDER
TOEBEHOORT VERNIELEN, meermalen gepleegd.
OPZETTELIJK EN WEDERRECHTELIJK ENIG GEBOUW DAT AAN EEN ANDER
TOEBEHOORT BESCHADIGEN, meermalen gepleegd.
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 2 JAAR;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 18 mei 2002;
in voorlopige hechtenis gesteld op : 21 mei 2002.
gelast de terbeschikkingstelling van verdachte en beveelt dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd;
wijst de vordering tot vergoeding van immateriële schade van de benadeelde partij [benadeelde partij1], wonende te [woonplaats], [adres] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts :
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij1] voornoemd een bedrag
van € 4.500,=, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat deze benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van schade, en dat deze de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering tot vergoeding van materiële schade van de benadeelde partij [benadeelde partij2], wonende te [woonplaats], [adres] toe en veroordeelt verdachte voorts :
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij2] voornoemd een bedrag
van € 27,99 (fl. 61,70), met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat deze benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van immateriële schade, en dat deze de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij3] voor de Platenhoven, gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] niet ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van schade, en dat deze de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering tot vergoeding van materiële schade van de benadeelde partij Boek- en Kantoorboekhandel [benadeelde partij4], gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts :
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan Boek- en Kantoorboekhandel [benadeelde partij4] voornoemd een bedrag van € 83,85 (fl. 184,80), met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat deze benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van materiële schade, en dat deze de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verklaart verbeurd de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1. en 2., te weten : 1 mes, merk HOMEIJ, lemmet zonder heft en 1 mes, kleur zwart, met heft;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding I. en II. meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs P. Poustochkine, voorzitter,
C.M. Derijks en A.C. Zuidema, rechters,
in tegenwoordigheid van M.L.A. van der Togt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 september 2002;
zijnde mr. Derijks buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.