ECLI:NL:RBSGR:2002:AE7275

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/2077
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de uitvoering van bruikleenovereenkomsten voor kunstwerken ten behoeve van de Expo 2000

In deze zaak vorderden een groep van vijftien eisers, allen beeldhouwers, schadevergoeding van de Stichting Nederland Wereldtentoonstellingen (SNW) wegens het niet exposeren van hun kunstwerken op de wereldtentoonstelling Expo 2000 in Hannover. De eisers hadden bruikleenovereenkomsten gesloten met SNW, waarin was vastgelegd dat hun beelden zouden worden tentoongesteld. SNW had echter besloten om de tentoonstelling niet door te laten gaan, wat leidde tot een geschil over de contractuele verplichtingen en de schade die de eisers hierdoor hadden geleden.

De rechtbank oordeelde dat SNW contractbreuk had gepleegd door de beelden van de eisers niet tentoon te stellen. De rechtbank verwierp het verweer van SNW dat er onvoorziene omstandigheden waren die haar het recht gaven om de overeenkomsten eenzijdig te beëindigen. De rechtbank stelde vast dat de overeenkomsten geen mogelijkheid voor tussentijdse beëindiging of opzegging bevatten en dat SNW geen valide redenen had aangevoerd voor de beëindiging.

De rechtbank kende aan elke eiser een schadevergoeding toe van € 6.806,70, te vermeerderen met wettelijke rente, en veroordeelde SNW in de proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken op 10 april 2002, na een procedure die begon met pleidooien in december 2001. De rechtbank concludeerde dat de eisers door het niet exposeren van hun beelden kansen op verkoop en publiciteit hadden gemist, wat hen schade had berokkend.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - meervoudige kamer
Vonnis in de zaak met rolnummer 00.2077 van:
1. [eiser1],
wonende te Dongen,
2. [eiser2],
wonende te Hall,
3. [eiser3],
wonende te Amsterdam,
4. [eiser4],
wonende te Amsterdam,
5. [eiser5],
wonende te Amsterdam,
6. [eiser6],
wonende te Zaandam,
7. [eiser7],
wonende te Tilburg,
8. [eiser8],
wonende te Renesse,
9. [eiser9],
wonende te Amsterdam,
10. [eiser10a], wonende te Dreischor, en
[eiser10b], wonende te Rotterdam,
te dezen handelend in de hoedanigheid van erfgenamen van [X.Y.],
11. [eiser11],
wonende te Amsterdam,
12. [eiser12],
wonende te Amsterdam,
13. [eiser13],
wonende te Middelburg,
14. [eiser14],
wonende te Amsterdam,
15. [eiser15],
wonende te Haute Garonne (Frankrijk),
eisers,
procureur: mr. W. Taekema,
advocaat: mr. J.E.W. Houtman
tegen
STICHTING NEDERLAND WERELDTENTOONSTELLINGEN,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureur: eerst mr. M. van Rijn,
thans mr. H.C. Grootveld.
Eisers gezamenlijk zullen hierna ook worden aangeduid als "[eisers1t/m15]", waarbij ten aanzien van eisers sub 10 geen onderscheid zal worden gemaakt tussen hen en hun erflater [X.Y.]. Gedaagde zal hierna ook worden aangeduid als "SNW".
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken.
Partijen hebben hun standpunten op 20 december 2001 doen bepleiten, eisers door hun advocaat en gedaagde door hun procureur. Bij gelegenheid van de pleidooien hebben eisers nieuwe producties in het geding gebracht. Na de pleidooien is de zaak pro forma aangehouden tot 9 februari 2002, teneinde de mogelijkheid van een minnelijke schikking te onderzoeken. Partijen hebben niet tot overeenstemming kunnen komen en de rechtbank verzocht vonnis te wijzen.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. Feiten
1.1 SNW, in 1994 opgericht, heeft de organisatie verzorgd van de Nederlandse deelname aan de Wereldtentoonstelling 2000 (hierna ook te noemen: "Expo 2000"), die van 1 juni tot 31 oktober 2000 te Hannover, Duitsland, heeft plaatsgevonden.
1.2 In 1998 heeft SNW ten behoeve van de Nederlandse deelname aan Expo 2000 aan [betro[betro[betrokkene1] en [betrok[betrokkene2] opdracht gegeven een beeldententoonstelling samen te stellen waarin een overzicht zou worden gegeven van de Nederlandse beeldhouwkunst van de laatste twintig jaar. Voor de tentoonstelling was een ruimte gecreëerd op het terrein, de tuin, van het Nederlandse paviljoen op Expo 2000. Nadat SNW aan het ingediende concept en de geselecteerde werken haar goedkeuring had gegeven, hebben de heren [betrokkene1] en [betrokkene2] twintig Nederlandse beeldhouwers benaderd, waaronder eisers, om een werk ten behoeve van deze beeldententoonstelling ter beschikking te stellen.
1.3 Begin 1999 heeft SNW met negen van [eisers1t/m15] (te weten eisers sub 2, 5, 6, 7, 10, 12, 13, 14, en 15) "bruikleenovereenkomsten" gesloten. Met één van hen (eiser sub 13) heeft SNW twee van dergelijke overeenkomsten gesloten. De bruikleenovereenkomsten zijn gesloten in de vorm van een door de betreffende beeldhouwer voor akkoord getekende (standaard)brief van SNW waaraan als bijlage "bruikleenbepalingen" zijn gehecht. De vermelde (standaard)brief bevat, voor zover hier van belang, de volgende tekst:
"De heer [betrokkene1] heeft onlangs contact met u gehad over de plaatsing van het hieronder beschreven beeld op deze tentoonstelling en hij kwam in principe met u overeen dat het betreffende werk van 1 mei 2000 tot 30 november 2000 door u in bruikleen aan SNW zal worden gegeven ten behoeve van de beeldententoonstelling "De Andere Ruimte" op het terrein van het Nederlandse Paviljoen tijdens de Expo 2000 Hannover.
(…)
Naam en voornaam van de auteur van het sculptuur: (…)
Titel en datum van het sculptuur: (…)
Techniek en/of materiaal: (…)
Verzekerde waarde sculptuur: (…)
Overeengekomen bruikleenvergoeding fl. 5000,- excl. BTW (over te maken in juni 2000).
(…)
De bij deze overeenkomst gevoegde bruikleenbepalingen maken deel uit van deze overeenkomst. Aldus overeengekomen en opgemaakt en getekend in tweevoud.".
1.4 Artikel 5 van de aangehechte bruikleenbepalingen luidt:
"5. SNW en de conservator van de genoemde tentoonstelling zijn bevoegd de kunstwerken te allen tijde van de tentoonstelling te verwijderen, indien dit in het belang van de tentoonstel-ling noodzakelijk is, zulks ter beoordeling van SNW en de tentoonstellingsconservator."
1.5 Met zeven van [eisers1t/m15] (eisers sub 1, 3, 4, 8, 9, 11 en 12) heeft SNW begin 1999 overeenkomsten gesloten waarbij zij aan de desbetreffende beeldhouwers opdracht gaf een kopie van een reeds bestaand werk te vervaardigen, waarna dit kunstwerk aan SNW in bruikleen zou worden gegeven ten behoeve van de beeldententoonstelling in de tuin van het Nederlandse paviljoen. Met één van de eisers (eiser sub 12) heeft SNW zowel zo'n "vervaardigings- annex bruikleenovereenkomst" gesloten als een bruikleenovereenkomst als genoemd onder 1.3. Ook de onderhavige overeenkomsten zijn gesloten in de vorm van een door de beeldhouwers voor akkoord getekende (standaard)brief, waarin, voor zover van belang, is geschreven:
"De heer [betrokkene1] heeft onlangs contact met u gehad over de plaatsing van één van uw beelden op deze tentoonstelling en hij kwam in principe met u overeen dat het hieronder beschreven beeld door u, of in uw opdracht (opnieuw) gemaakt zal worden, dat (…) SNW u daarvoor een tegemoetkoming in de kosten zal vergoeden en dat in ruil daarvoor het betreffende werk van 1 mei 2000 tot 30 november 2000 door u om niet in bruikleen aan SNW zal worden gegeven ten behoeve van de beeldententoonstelling "De Andere Ruimte" op het terrein van het Nederlandse Paviljoen tijdens de Expo 2000 Hannover.
(…)
Naam en voornaam van de auteur van het sculptuur: (…)
Titel en datum van het sculptuur: (…)
Techniek en/of materiaal: (…)
Verzekerde waarde sculptuur: ƒ (…)
(...)
Overeengekomen tegemoetkoming: ƒ (…) all in, excl. BTW (80% over te maken na bevestiging van deze brief, 15% bij gereedkomen van het beeld en 5% na plaatsing van het beeld op de tentoonstelling te Hannover. Het beeld zal uiterlijk (…) gereed zijn.
(…)
De bij deze overeenkomst gevoegde bruikleenbepalingen maken deel uit van deze overeenkomst. Aldus overeengekomen en opgemaakt en getekend in tweevoud. (…)".
1.6 Medio 1999 heeft SNW zich omtrent het toen bestaande ontwerp voor Expo 2000 inclusief beeldentuin laten adviseren door een beoordelingscommissie, bestaande uit de heren [commissielid1], [commissielid2], [commissielid3] en Rijksbouwmeester [commissielid4]. Op 6 juli 1999 heeft deze commissie SNW schriftelijk advies uitgebracht. Over de beeldentuin en de inrichting van de tuin heeft de commissie in dit advies "een ronduit afwijzend oordeel" gegeven, welk oordeel zij als volgt toelichtte:
"De commissie ervaart dat het huidige concept, de combinatie van het tuinontwerp met de keuze en plaatsing van de kunstobjecten, afbreuk doet aan het karakter en thema van het paviljoen van Nederland. Dat wordt veroorzaakt door de 'voire' van de tuin met beelden, de niet passende vormgeving van het padenpatroon en het weinig aktuele karakter van de beeldenserie. De traditionele aanpak is in grote tegenspraak met het dynamische karakter van het paviljoen.
Zou worden gekozen voor beeldende kunst bij het Nederlands paviljoen dan zou een zekere thematische verwantschap met het paviljoen gewenst zijn."
1.7 Na interne beraadslagingen heeft SNW bij brieven van 9 november 1999 aan [eisers1t/m15] met wie een "bruikleenovereenkomst" was gesloten het volgende meegedeeld:
"Vorig jaar heeft de Stichting Nederlandse Wereldtentoonstellingen besloten tot de organisatie van een tentoonstelling van beeldhouwwerken van Nederlandse kunstenaars van de laatste 20 jaar.(…)
Ook uw beeld (…) was in deze expositie opgenomen.
Voortschrijdende ontwikkelingen hebben ons echter doen besluiten deze ten toonstelling geen doorgang te laten vinden. Zowel het Nederlandse paviljoen als de beelden-tentoonstelling zijn krachtige culturele uitingen en eisen elk zijn eigen specifieke aandacht op. De combinatie van beide, zoals deze was gepland tijdens de wereldtentoonstelling, lijkt eerder te leiden tot een grotere controverse dan tot een versterking van deze bijzonder onderdelen van de Nederlandse inzending. De Stichting heeft daarom gemeend een keuze te moeten maken tussen deze twee artistieke grootheden; de keuze is daarbij gevallen op het handhaven van het ontwerp van het Nederlandse paviljoen.
Wij willen hier met nadruk vermelden, dat het ontwerp van de beeldententoonstelling onze grootste bewondering heeft en dat de keuze voor het paviljoen geenszins afbreuk doet aan de bijzondere kwaliteiten van de samenstellers van het concept van de expositie.
Gezien het feit, dat uw beeld in bruikleen was gevraagd, leidt het bovenstaande ertoe dat deze aanvraag komt te vervallen."
1.8 Aan [eisers1t/m15] met wie een "vervaardigings-/bruikleenovereenkomst" was gesloten heeft SNW op 9 november 1999 een brief met dezelfde inhoud verzonden, zij het dat het slot van die brief in plaats van de laatste volzin de volgende tekst was opgenomen:
"De Stichting Nederland Wereldtentoonstellingen heeft met u ten behoeve van de tentoonstelling een contract gesloten. Ons streven is erop gericht om in nauw overleg met u te komen tot een goede afhandeling van dit contract.
Uw beeld zou opnieuw gemaakt moeten worden. Wellicht heeft u hiertoe al voorbereidingen getroffen, bent u halverwege dit proces of is het beeld reeds klaar. Het lijkt ons redelijk om de verschillende fases waarin uw werkzaamheden zich thans bevinden naar rato te belonen.
Alvorens tot een concreet voorstel te komen zouden wij eerst van u willen weten in welke fase u zich thans bevindt: (…)".
1.9 Bij brief van 21 januari 2000 hebben [eisers1t/m15] SNW gesommeerd de intrekking van de opdracht, zoals gedaan bij brief van 9 november 1999, ongedaan te maken en aan hen te bevestigen dat de overeenkomsten met ieder van hen zouden worden nagekomen.
1.10 Op 25 februari 2000 heeft tussen SNW en [eisers1t/m15] een gesprek plaatsgevonden. In dat gesprek heeft SNW meegedeeld dat de beelden van [eisers1t/m15] nog wel zouden kunnen worden geëxposeerd op de parallel aan de Expo 2000 in Hannover lopende expositie "Remaking.nl". [eisers1t/m15] hebben dit voorstel van SNW afgewezen.
1.11 SNW heeft [eisers1t/m15] verzocht facturen in te sturen terzake van de overeengekomen bruikleenvergoedingen en tegemoetkomingen. Inmiddels heeft SNW die vergoedingen en tegemoetkomingen aan [eisers1t/m15], zij het gedeeltelijk na het aanhangig maken van de onderhavige procedure, integraal uitbetaald.
1.12 Van de aanvankelijk door SNW met ongeveer twintig beeldhouwers gesloten overeenkomsten heeft zij er vier niet geannuleerd. In de tuin van het Nederlandse paviljoen op Expo 2000 heeft SNW uiteindelijk drie beelden geplaatst.
1.13 [eisers1t/m15] hebben op 14 juni 2000 conservatoir beslag doen leggen op de bankrekening van SNW, waarna de Staat ter opheffing van het beslag aan [eisers1t/m15] een bankgarantie heeft verstrekt van ƒ 2.925.000,--.
2. Vordering, grondslag en verweer
2.1 [eisers1t/m15] vorderen, ieder voor zich, SNW te veroordelen tot betaling van schadevergoeding, aan elk van hen, van ƒ 150.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2000 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding en de kosten van het door hen gelegde beslag.
2.2 Eisers voeren daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aan. Geen van de met [eisers1t/m15] gesloten overeenkomsten voorziet in de mogelijkheid van tussentijdse beëindiging of opzegging. Niemand van [eisers1t/m15] heeft ook met een dergelijke beëindiging of opzegging ingestemd. Voor buitengerechtelijke ontbinding heeft SNW geen valide redenen aangevoerd. De eenzijdige beëindiging van de gesloten overeenkomsten is een toerekenbare tekortkoming van SNW jegens [eisers1t/m15], waardoor zij schade hebben geleden. Deze handelwijze is bovendien onrechtmatig. De schade die [eisers1t/m15] hebben geleden bestaat uit diverse componenten. De schade per beeldhouwer dient op minimaal ƒ 150.000,-- te worden vastgesteld.
2.3 SNW heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3. Beoordeling
Wanprestatie?
3.1 Primair heeft SNW het verweer opgeworpen dat zij op grond van de gesloten overeenkomsten niet gehouden was de beelden van [eisers1t/m15] daadwerkelijk ten toon te stellen. Een rechtens afdwingbare verplichting daartoe ontbreekt volgens haar in de overeenkomsten en zij stelt het aangaan van zo'n verplichting ook nooit ervaren en bedoeld te hebben.
3.2 Dit primaire verweer wordt verworpen. Bij de uitleg van de overeenkomsten komt het aan op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs daaraan mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Noch de tekst noch de strekking van de door SNW aan [eisers1t/m15] voorgelegde en door hen voor akkoord getekende standaardbrieven, zoals geciteerd onder 1.3 en 1.5, bevatten een aanknopingspunt voor de gedachte dat het SNW zou vrijstaan de beelden van [eisers1t/m15] eventueel niet te exposeren. Integendeel, in de brieven wordt onmiskenbaar zonder meer verondersteld dat de beelden daadwerkelijk op de tentoonstelling "De Andere Ruimte" op het terrein van het Nederlandse paviljoen op Expo 2000 zouden worden tentoongesteld. In de brieven wordt immers geponeerd dat bruikleen van de beelden zou plaatsvinden "ten behoeve van" de bedoelde beeldententoonstelling. Bij de ondertekening van de brieven mochten [eisers1t/m15] er daarom redelijkerwijs van uitgaan dat SNW die beelden daadwerkelijk zou plaatsen en dat de overeenkomsten die zij met SNW aangingen SNW niet reeds zouden zijn uitgewerkt met het door hen aan SNW ter beschikking stellen van hun beelden en de betaling door SNW van de overeengekomen bruikleenvergoedingen en tegemoetkomingen. De omstandigheid dat in de brieven wordt gesteld dat[betrokkene1] met [eisers1t/m15] "in principe" was overeengekomen dat zij hun werk aan SNW in bruikleen zouden verstrekken, doet hieraan niet af. Uit niets blijkt immers dat die woorden "in principe" ook de aard van de verplichtingen die SNW in de overeenkomsten op zich nam karakteriseerden.
3.3 Het beroep dat SNW in dit verband op artikel 5 van de toepasselijk verklaarde "bruikleenbepalingen", zoals geciteerd onder 1.4 hiervoor, heeft gedaan, kan haar evenmin baten. In dat artikel wordt slechts geregeld dat SNW en de conservator ([X.X.]) een beeld eventueel van de tentoonstelling zouden mogen "verwijderen". Een dergelijke situatie deed zich in casu niet voor en, anders dan SNW heeft betoogd, behoefden [eisers1t/m15] er evenmin de betekenis aan toe te kennen dat SNW zich de vrijheid voorbehield de in bruikleen te geven beelden eventueel niet ten toon te stellen. Daar komt bij dat de conservator in het geheel niet wilde instemmen met de annulering van de beeldententoonstelling.
3.4 Het tweede verweer van SNW luidt, dat zij met onvoorziene omstandigheden is geconfronteerd en dat zij de overeenkomsten daarom - op 9 november 1999 - eenzijdig kon beëindigen.
3.5 Ook dit verweer faalt. De omstandigheid dat bij SNW gaandeweg het besef is gegroeid dat de beeldententoonstelling als het ware "botste" met het voortschrijdende ontwerp en inrichting van het Nederlandse paviljoen, levert geen onvoorziene omstandigheid op die SNW het recht gaf de overeenkomsten eenzijdig te beëindigen. Die omstandigheid komt immers geheel voor risico van SNW. Daaraan doet niet af dat SNW zich terzake had laten adviseren en zich geconfronteerd zag met een negatief advies van een deskundige beoordelingscommissie. Ook die omstandigheid moet voor haar rekening blijven. SNW heeft die beoordelingscommissie immers, die overigens op de Rijksbouwmeester na uit oud- en huidige bestuursleden van SNW bestond, zelf in het leven geroepen en zij had zich terzake ook kunnen laten adviseren vóórdat zij de overeenkomsten met [eisers1t/m15] aanging.
3.6 Ook overigens heeft SNW geen omstandigheden gesteld die haar het recht gaven de overeenkomsten met [eisers1t/m15] eenzijdig te beëindigen. Ingevolge de overeenkomsten was zij gehouden de beelden van [eisers1t/m15] op Expo 2000 ten toon te stellen. Nu zij dat heeft nagelaten heeft zij contractbreuk gepleegd en is zij in beginsel op grond van artikel 6:74 BW, wegens (toerekenbare) tekortkoming, tot betaling van schadevergoeding aan [eisers1t/m15] gehouden.
Onrechtmatige daad?
3.7 De rechtbank volgt [eisers1t/m15] niet in hun betoog dat SNW ook reeds tot het betalen van schadevergoeding gehouden is, omdat zij jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld. Van een handelwijze van SNW die op zichzelf, onafhankelijk van de schending van haar contractuele verplichtingen, onrechtmatig was, is de rechtbank niet gebleken. Niet als onrechtmatig kan worden aangemerkt het besluit van SNW om drie beeldhouwers op de Expo 2000 wel te exposeren. In confesso is, dat SNW tot dit besluit is gekomen om reden dat zij de ruimte rondom het Nederlandse paviljoen "rustig" wilde houden. Dit op zichzelf legitieme motief hebben [eisers1t/m15], terecht, niet ter discussie willen stellen. Dit legitieme doel in aanmerking nemend, kan niet gezegd kan worden dat het wel exposeren van de drie genoemde werken een smet werpt op de niet geplaatste beelden van [eisers1t/m15] en daarom jegens hen onrechtmatig zou zijn. Een selectie van kunstwerken, met het doel het aantal te exposeren werken terug te brengen, houdt per definitie in dat andere kunstwerken niet worden gekozen. Zo'n selectie houdt op zichzelf in de gegeven omstandigheden geen diskwalificatie van die andere werken in.
3.8 [eisers1t/m15] hebben voorts aan hun stelling ten grondslag gelegd dat SNW zich in de pers negatief over de door [eisers1t/m15] tentoon te stellen beelden heeft uitgelaten. Zij wijzen erop dat de directeur van SNW in de pers over de beelden als "tierelantijntjes" heeft gesproken. De betreffende uitlating moet echter in haar context worden gezien. Duidelijk is dat de directeur daarmee heeft willen aangeven dat de beelden de aandacht van het paviljoen zouden kunnen afleiden terwijl het paviljoen toch in het centrum van de aandacht moet staan. Gelet hierop, is van een onrechtmatige uitlating geen sprake.
Alternatief aanbod: Remake.nl
3.9 SNW heeft aangevoerd dat [eisers1t/m15], in het kader van hun verplichting om hun schade te beperken, gehouden waren in te gaan op het door SNW gedane aanbod om de beelden ten toon te stellen op de parallel aan Expo 2000 lopende tentoonstelling "Remake.nl".
3.10 Die stelling van SNW kan niet worden aanvaard. Onweersproken staat vast dat SNW het alternatief van expositie van de beelden op Remake.nl voor het eerst op 25 februari 2000 in de bespreking tussen partijen heeft voorgesteld en dat zij dat voorstel toen in het geheel nog niet had uitgewerkt. SNW heeft eerst na die bespreking tekeningen van een mogelijke expositie van de beelden op Remake.nl laten vervaardigen. Zij heeft die tekeningen vervolgens niet aan [eisers1t/m15] als concreet alternatief voorgelegd. Tegen die achtergrond behoefden [eisers1t/m15] het voorstel van SNW niet als een serieus aanbod voor een serieus alternatief voor expositie van hun beelden op Expo 2000 aan te merken.
3.11 Aan [eisers1t/m15] kan daarom niet worden tegengeworpen niet op het voorstel van SNW tot eventuele expositie van de beelden op Remake.nl te zijn ingegaan.
Schadevergoeding
3.12 [eisers1t/m15] hebben aangegeven dat hun schade uit verschillende componenten bestaat. Naast vergoeding van gederfde tijd en kosten, hebben zij betaling gevorderd van de overeengekomen vergoedingen en tegemoetkomingen voorzover niet reeds betaald en stellen zij - door de wanprestatie van SNW - schade te hebben geleden omdat zij de kans hebben gemist naar aanleiding van Expo 2000 (meer) beelden te verkopen en hun naamsbekendheid te vergroten, welke schade hierna samengevat ook als "omzetschade" zal worden aangeduid.
3.13 Tussen partijen bestaat geen verschil van mening dat de schade van [eisers1t/m15] moet worden vastgesteld door een vergelijking tussen de - hypothetische - situatie waarin zij zouden hebben verkeerd als SNW haar verplichtingen uit de overeenkomsten volledig zou zijn nagekomen en hun huidige situatie. Tegen die achtergrond komt de post vergeefs bestede tijd en kosten niet voor vergoeding in aanmerking. Ook indien SNW de overeenkomsten correct zou zijn nagekomen, zouden [eisers1t/m15] immers tijd en kosten hebben moeten maken om de beelden te vervaardigen. Ook bestaat (thans) geen grond meer de tweede post toe te wijzen, nu onbestreden vaststaat dat SNW de overeengekomen vergoedingen en tegemoetkomingen inmiddels aan alle [eisers1t/m15] heeft betaald. Derhalve resteert de vordering van [eisers1t/m15] tot vergoeding van hun "omzetschade", als hiervoor weergegeven. Omtrent die schadepost overweegt de rechtbank als volgt.
3.14 Aannemelijk is dat [eisers1t/m15] door het achterwege blijven van de expositie van hun beelden op Expo 2000, door het gemis aan positieve publiciteit, waartoe deelname aan een reputatieverhogende beeldententoonstelling als de onderhavige zonder twijfel zou hebben geleid, en door het in verband daarmee niet kunnen tonen van een catalogus waarin hun namen voorkomen, kansen hebben gemist op verkoop van hun beelden. Waar SNW stelt dat op dit punt elk begin van bewijs ontbreekt, miskent zij dat de rechtbank kan afgaan op hetgeen haar te dezer zake aannemelijk voorkomt.
3.15 De precieze omvang van de schade die hier aan de orde is, kan, zoals ook [eisers1t/m15] hebben aangegeven, niet nauwkeurig worden vastgesteld, zodat een schatting moet plaatsvinden (artikel 6:97 BW). [eisers1t/m15] hebben als schadebedrag de helft van hun gemiddelde jaaromzet genoemd, daarmee uitkomend op ƒ 150.000,-- per beeldhouwer. [eisers1t/m15] kunnen hierin niet worden gevolgd. Onduidelijk is waarom voor de hoogte van de schade van [eisers1t/m15] uitgegaan moet worden van hun jaarlijkse omzet. De door hen gederfde winst is immers beslissend. Bovendien moet een schatting worden gemaakt van de winst die [eisers1t/m15] als gevolg van het niet exposeren op Expo 2000 hebben gederfd. Die gederfde winst is ook niet zonder meer uit te drukken in een percentage van de gemiddelde jaarwinst van [eisers1t/m15]. Nu de rechtbank echter voldoende aannemelijk acht dat [eisers1t/m15] nu of in de (verre) toekomst schade lijden, zal de rechtbank een schadevergoeding naar billijkheid vaststellen. De rechtbank zal aan iedere beeldhouwer een bedrag gelijk aan ƒ 15.000,--, derhalve € 6.806,70,-- aan schadevergoeding toewijzen. Dat [eisers1t/m15] een hogere schade hebben geleden, hebben zij niet aannemelijk gemaakt. De gevorderde wettelijke rente zal, als onweersproken, worden toegewezen met ingang van 29 januari 2000.
3.16 SNW zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de (in Euro's uit te drukken) kosten van de procedure aan de zijde van [eisers1t/m15]. Tevens zal zij worden veroordeeld tot betaling van de kosten van het conservatoire beslag.
BESLISSING
De rechtbank:
- veroordeelt SNW tot betaling aan ieder van [eisers1t/m15] afzonderlijk het bedrag van € 6.806,70,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2000 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt SNW in de kosten van de procedure aan de zijde van [eisers1t/m15] begroot op € 3.359,49 aan verschotten en € 11.072,24 aan salaris van de procureur, alsmede in de kosten van het conservatoire beslag;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A.G.M. van Rens, G. Tangenberg en J.E. Molenaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.