ECLI:NL:RBSGR:2002:AE7237
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.A.C. Hofman
- B. de Vos
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in asielzaak en doorzending naar bestuursrechter
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 25 juli 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen een asielzoeker, eiser A, en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Eiser was een Soedanese nationaliteit en had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het COA, waarbij hem de maatregel van onthouding van Rva-verstrekkingen was opgelegd voor de duur van vier weken. Deze maatregel was gebaseerd op overtredingen van de huisregels in het opvangcentrum. Eiser stelde beroep in tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar door het COA.
De rechtbank oordeelde dat zij zich onbevoegd verklaarde om van het geschil kennis te nemen. De rechtbank stelde vast dat er in dit geval geen sprake was van het onthouden of beëindigen van verstrekkingen zoals bedoeld in artikel 3a, eerste lid, van de Wet COA. De rechtbank merkte op dat artikel 3a Wet COA alleen van toepassing is als het besluit voortvloeit uit een beslissing op de aanvraag op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Aangezien de onthouding van verstrekkingen niet gerelateerd was aan de verblijfsstatus van eiser, was de bestuursrechter bevoegd om het beroep te behandelen.
De rechtbank concludeerde dat de bevoegdheid om het beroep te behandelen bij de bestuursrechter van de rechtbank Leeuwarden lag, omdat eiser in AZC Harlingen verbleef. De rechtbank 's-Gravenhage besloot het beroep door te zenden naar de bestuursrechter van de rechtbank Leeuwarden, en verklaarde zich onbevoegd. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A.C. Hofman, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. B. de Vos.