ECLI:NL:RBSGR:2002:AE7070

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/43860
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de feitelijke afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) aan een Chinese verzoekster

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage op 1 augustus 2002 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de weigering van de feitelijke afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) aan een Chinese verzoekster. De aanvraag voor de mvv was ingediend door de referent, de echtgenoot van verzoekster, met als doel om bij hem in Nederland te kunnen verblijven. De Visadienst had op 13 mei 2002 geen bezwaar gemaakt tegen de afgifte van de mvv, maar het Nederlandse consulaat te Shanghai weigerde op 4 juni 2002 de feitelijke afgifte van de mvv. De voorzieningenrechter oordeelde dat de afgifte van een mvv verstrekkende gevolgen heeft en dat er zeer zwaarwegende omstandigheden moeten zijn om de afgifte op te dragen aan de verweerder. De voorzieningenrechter constateerde dat er geen zwaarwichtige omstandigheden waren die vereisten dat verzoekster snel met haar echtgenoot in Nederland kon zijn. Er was ook geen bewijs van objectieve belemmeringen om het gezinsleven in het land van herkomst of elders voort te zetten. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende termen waren voor toewijzing van het verzoek en wees het verzoek af. De zaak werd behandeld in het kader van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de juridische deugdelijkheid van de ongewenstverklaring van verzoekster ter discussie stond. De voorzieningenrechter oordeelde dat het vertrouwensbeginsel niet was geschonden en dat de eerdere gedragingen van verzoekster van invloed waren op de afgifte van de mvv. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in vreemdelingenzaken.

Uitspraak

Voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:84 Algemene wet bestuursrecht
juncto artikel 71 Vreemdelingenwet
__________________________________________________
Reg.nr : AWB 02/43860 S1813
Inzake : A, verzoekster, woonplaats kiezende ten kantore van haar gemachtigde, mr. A.G. Kleijweg, advocaat te Den Haag
tegen : de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder,
gemachtigde mr. M. van Driel, advocate te Den Haag.
I. PROCESVERLOOP
1. Namens verzoekster, die naar is gesteld geboren is op [...] 1978 en de Chinese nationaliteit bezit, is door referent op 25 februari 2002 een aanvraag ingediend om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel verblijf bij Nederlandse echtgenoot (referent).
Op 13 mei 2002 heeft de Visadienst besloten geen bezwaar te maken tegen de afgifte van de gevraagde mvv, onder de kanttekening dat alsnog van afgifte van de mvv kan worden afgezien indien alsnog blijkt van nadere feiten en omstandigheden die daartoe aanleiding geven.
Het Nederlandse consulaat te Shanghai heeft op 4 juni 2002 de feitelijke afgifte van de mvv geweigerd.
2. Op 7 juni 2002 heeft verzoekster een bezwaarschrift ingediend tegen de weigering van de Visadienst om over te gaan tot de feitelijke afgifte van de verleende mvv. Op dezelfde datum is een verzoekschrift ingediend, gericht tegen de met een beschikking gelijk te stellen feitelijke handeling, inhoudende weigering van feitelijke afgifte van de reeds verleende mvv en is de voorzieningenrechter verzocht de Minister van Buitenlandse Zaken te bevelen tot afgifte van bedoelde mvv aan verzoekster.
Op 17 juli 2002 heeft verweerder het bezwaarschrift ongegrond verklaard en daartegen heeft verzoekster op 18 juli beroep ingesteld bij de rechtbank.
2. De openbare behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 18 juli 2002. Verzoekster is ter zitting niet in persoon verschenen, maar heeft zich doen vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich eveneens doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig de echtgenoot van verzoekster, de heer B, en diens werkgeefster.
II. OVERWEGINGEN
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Ingevolge artikel 72, lid 2, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) wordt een beschikking omtrent de afgifte van een visum, waaronder begrepen een machtiging tot voorlopig verblijf, voor de toepassing van afdeling 2 van hoofdstuk 7 van de Vw 2000, bevattende bepalingen over bezwaar en beroep inzake reguliere verblijfsvergunningen, gelijkgesteld met een beschikking gegeven krachtens de Vw 2000. De aanvraag om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf wordt getoetst aan de voorwaarden die worden gesteld met het oog op het verlenen van een verblijfsvergunning (regulier) in Nederland (Vreemdelingencirculaire 2000, hoofdstuk B1/1.1). De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdende met gezinshereniging of gezinsvorming kan ingevolge het bepaalde in artikel 3.13 van het Vb 2000 worden verleend aan het in artikel 3.14 van het Vb 2000 genoemde gezinslid van de in de artikel 3.15 van het Vb 2000 genoemde hoofdpersoon, indien wordt voldaan aan alle in de artikel 3.16 tot en met 3.22 van het Vb 2000 genoemde voorwaarden.
3. Verzoekster stelt dat verweerder ten onrechte weigert de mvv af te geven.
Geen sprake is van nader bekend geworden feiten en omstandigheden die zich tegen de afgifte zouden verzetten. Verzoekster wijst er daarbij op dat zij in de onderhavige procedure geen onjuiste gegevens met betrekking tot haar personalia heeft verstrekt.
De gemachtigde van verzoekster heeft ter zitting aangevoerd dat verweerder op 13 mei 2002 op de hoogte was van de omstandigheid dat verzoekster bij haar eerdere asielaanvraag onjuiste personalia had opgegeven en dat nu verweerder desondanks op 13 mei 2002 heeft besloten geen bezwaar te maken tegen de afgifte van de gevraagde mvv, deze omstandigheid niet alsnog aan verzoekster mag worden tegengeworpen. Gemachtigde heeft zich daarbij beroepen op het vertrouwensbeginsel. Verzoekster is reeds in bezit van een vliegticket met een beperkte geldigheid. Voorts is gewezen op het persoonlijke belang zich zo spoedig mogelijk bij haar echtgenoot in Nederland te kunnen voegen.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoekster de gevraagde mvv dient te worden onthouden wegens gevaar voor de openbare orde en dat er geen aanleiding is de gevraagde voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder wijst in dit verband op de gedragingen van verzoekster.
Verzoekster is na een daartoe aangevraagd en verleend visum voor familiebezoek Nederland in 1996 ingereisd zonder zich daarna te melden bij het hoofd van de plaatselijke politie. Verzoekster heeft op 27 oktober 1999 een asielaanvraag ingediend, waarbij zij in strijd met de waarheid onjuiste personalia heeft verstrekt alsook ten onrechte heeft verklaard dat zij als alleenstaande minderjarige asielzoekster diende te worden aangemerkt en dat zij niet in het bezit was (geweest) van een geldig Chinees paspoort ter vaststelling van haar identiteit. Verzoekster is nog tijdens de behandeling van haar asielaanvraag naar China teruggekeerd teneinde daar in het huwelijk te treden met eerdergenoemde B. Verweerder meent dat dit feitelijk substraat aanleiding geeft tot ongewenstverklaring van verzoekster als bedoeld in artikel 67 van de Vw 2000 en dat daarin grond bestaat om haar in de onderhavige procedure de gevraagde mvv te onthouden.
Voorts heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eerst nadat was besloten dat geen bezwaar bestond tegen afgifte van de gevraagde mvv, alsnog aan het licht is gekomen (vanuit het consulaat te Shanghai in het kader van een legalisatieprocedure van het huwelijk van verzoekster met referent) dat verzoekster hier te lande een asielprocedure heeft gevolgd en daarin onjuiste verklaringen heeft afgelegd over haar personalia en paspoort. Dat dit niet was onderkend op het moment van de verklaring van geen bezwaar tegen afgifte mvv is omdat verzoekster onder een andere naam was geregistreerd bij een andere verweerder.
5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat geen grond voor het oordeel dat door het alsnog weigeren van de mvv ten aanzien van verzoekster het vertrouwensbeginsel is geschonden.
Nadat verzoekster op 9 januari 2002 haar asielaanvraag had ingetrokken, heeft haar gemachtigde de IND Zuid-Oost bij brief van 10 januari 2002 medegedeeld dat verzoekster, die bij genoemde dienst bekend was onder de naam C met de geboortedatum [...] 1984, voornemens was om onder de naam A met de geboortedatum [...] 1978, een mvv aan te vragen voor verblijf bij haar Nederlandse partner.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster op grond van het enkel verzenden van een dergelijke brief niet ervan heeft kunnen uitgaan dat daardoor ook verweerder adequaat op de hoogte was gesteld van haar (eerdere) gedragingen. Afgezien hiervan is op geen enkele wijze gebleken dat door de houding van verweerder jegens verzoekster verwachtingen zijn gewekt dat de (eerdere) gedragingen van verzoekster niet van invloed zouden zijn op de afgifte van een mvv, laat staan dat omstandigheden zijn gebleken op grond waarvan het door verzoekster gestelde vertrouwen als gerechtvaardigd aangemerkt dient te worden.
6. Ingevolge artikel 3.78 Vb 2000 wordt de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000, wegens gevaar voor de openbare orde slechts dan afgewezen, indien zwaarwegende belangen naar het oordeel van Onze Minister daartoe nopen. De voorzieningenrechter begrijpt het standpunt van verweerder aldus dat deze in het voornemen tot ongewenstverklaring van verzoekster een zwaarwegend belang ziet, waardoor de openbare orde in het geding is.
7. Ter zitting is uitvoerig stil gestaan bij een aantal vragen. Onder meer de vraag of de uiteindelijke weigering van de mvv valt te rangschikken onder het gebuikelijke voorbehoud bij de afgifte van geen bezwaar. En over de vraag of de omstandigheden van verzoekster, waaronder het niet hier in Nederland verblijven, een toereikende grond verschaffen voor ongewenstverklaring als bedoeld in artikel 67, eerste lid onder a, Vw 2000.
8. Afgifte van een mvv heeft als zodanig verstrekkende gevolgen. Dat brengt mee dat sprake moet zijn van zeer zwaarwegende omstandigheden om als voorlopige voorziening aan verweerder de afgifte ervan op te dragen.
En dat dan als uitkomst van een noodzakelijke belangenafweging.
Enige twijfel bestaat over de juridische deugdelijkheid van de door verweerder beoogde ongewenstverklaring van verzoekster.
Het gestelde bezit van een vliegticket komt geheel voor rekening van verzoekster. Verzoekster is door verweerder bij de mededeling over de verklaring van geen bezwaar tegen afgifte van de mvv uitdrukkelijk er op was gewezen dat daarmee nog niet de mvv zelf was afgegeven en de mogelijkheid bestaat dat die alsnog zou kunnen worden geweigerd.
Niet is gebleken van zwaarwichtige omstandigheden die vereisen dat verzoekster zeer spoedig met haar (Nederlandse) echtgenoot hier het leven van alledag kan en moet delen. Evenmin is gebleken van objectieve belemmeringen die er aan in de weg staan om het gezinsleven in het land van herkomst of elders te ontwikkelen dan wel voort te zetten.
Alle omstandigheden van het onderhavige geval in aanmerking nemende, bestaan naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende termen voor toewijzing van het verzoek.
9. Gelet op het bepaalde in artikel 8:81, vijfde lid, Awb en de omstandigheid dat eerst zeer kort voor de behandeling ter zitting verweerder heeft beslist op het bezwaar en verzoekster daartegen (op nader aan te voeren gronden) beroep heeft ingesteld tegen het besluit tot weigering van de mvv bestaat uit een oogpunt van goede procesorde, ook alle omstandigheden in aanmerking nemend, geen aanleiding tot kortsluiten.
10. De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage:
wijst het verzoek af.
IV. RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Aldus gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens en uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2002, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Post, griffier.
afschrift verzonden op :