ECLI:NL:RBSGR:2002:AE6975
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oordeel over arbeidsongeschiktheid en rechtsbijstand in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 3 juli 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een uitkering op basis van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontving, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 15 december 2001, waarin zijn arbeidsongeschiktheidspercentage gedeeltelijk kennelijk ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat verweerder het bezwaar terecht ongegrond had verklaard, omdat eiser geen medische gronden had aangevoerd die de bevindingen van de verzekeringsarts konden weerleggen. Eiser had weliswaar gesteld dat hij zich meer beperkt achtte dan aangegeven, maar deze bewering was niet onderbouwd met medische stukken.
De rechtbank benadrukte dat de wetgever bewust had gekozen om rechtsbijstand in het bestuursproces niet verplicht te stellen. Dit betekent dat het ontbreken van een beroepsmatig rechtsbijstandsverlener in de bezwaarfase niet in de weg staat aan de toepassing van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat het bezwaarschrift, dat was opgesteld door een familielid van eiser, geen aanleiding gaf voor verweerder om een hoorzitting te organiseren, aangezien de bezwaargrond niet voor meerdere uitleg vatbaar was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de omschrijvingen van de geduide functies passen binnen het opgestelde belastbaarheidspatroon van eiser. Hierdoor was verweerder gerechtigd om de geselecteerde functies aan eiser te duiden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees een proceskostenveroordeling af, omdat er geen aanleiding was voor een dergelijke veroordeling. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.