ECLI:NL:RBSGR:2002:AE6663

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/34181
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om verlenging van reisvisum op basis van humanitaire omstandigheden

In deze zaak heeft verzoekster, een Turkse nationaliteit, op 2 mei 2002 een aanvraag ingediend voor verlenging van haar reisvisum, dat oorspronkelijk geldig was voor 90 dagen. De aanvraag werd afgewezen, en verzoekster werd geïnformeerd dat zij Nederland onmiddellijk moest verlaten. Hiertegen heeft zij bezwaar gemaakt en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend om uitzetting te voorkomen totdat op het bezwaar was beslist. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 21 juni 2002.

De rechter heeft vastgesteld dat verzoekster zich beroept op bijzondere humanitaire omstandigheden, namelijk haar rol in de zorg voor haar zieke tante en haar twee minderjarige kinderen. Verzoekster stelde dat haar aanwezigheid noodzakelijk was, gezien de beperkte ondersteuning van de thuiszorg en de afwezigheid van haar echtgenoot door werk in Duitsland. De rechter heeft echter geoordeeld dat de omstandigheden die verzoekster aanvoert niet haar persoonlijke situatie betreffen, maar die van haar tante. Hierdoor heeft verzoekster niet aangetoond dat zij om bijzondere redenen langer in het Schengen-gebied moet verblijven dan de duur waarvoor haar visum geldig was.

De voorzieningenrechter heeft de relevante wetgeving, waaronder artikel 72 en 78 van de Vreemdelingenwet 2000, in overweging genomen. De rechter concludeert dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen heeft en dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen. De uitspraak werd gedaan op 28 juni 2002, waarbij het bezwaar ongegrond werd verklaard en het verzoek werd afgewezen. De rechter heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierechten of proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
Nevenzittingsplaats Arnhem
Vreemdelingenkamer
Voorzieningenrechter
Registratienummer: AWB 02/34181
Datum uitspraak: 28 juni 2002
Uitspraak
ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
in de zaak van
A,
geboren op [...] 1975,
van Turkse nationaliteit,
verzoekster,
gemachtigde mr. J.W. de Bruin,
tegen
DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN,
(Visadienst),
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. A. Elkhannaji,
ambtenaar in dienst van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Het procesverloop
Op 2 mei 2002 heeft verzoekster een aanvraag gedaan om verlenging van de geldigheidsduur van haar visum.
Bij besluit van 2 mei 2002 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Daarbij is verzoekster medegedeeld dat zij Nederland onmiddellijk dient te verlaten.
Verzoekster heeft daartegen bij bezwaarschrift van 3 mei 2002 bezwaar gemaakt.
Bij verzoekschrift van 3 mei 2002 heeft verzoekster verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het bezwaar is beslist.
Openbare behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 21 juni 2002. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
De feiten
1. Bij de beoordeling moet van het volgende worden uitgegaan. Verzoekster is Nederland op 26 maart 2002 ingereisd om haar zieke tante te bezoeken. Zij was in het bezit van een reisvisum, geldig voor de duur van 90 dagen. Op dezelfde dag dat de verlenging van de geldigheidsduur van het visum werd geweigerd is dat visum geannuleerd.
De standpunten van partijen
2. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat de verlenging ten onrechte is geweigerd, omdat sprake is van zeer bijzondere humanitaire omstandigheden. Verzoekster ondersteunt het gezin van haar zieke tante, wiens medische problemen ten koste gaan van haar twee minderjarige kinderen. Omdat haar echtgenoot vanwege werkzaamheden in Duitsland slechts in het weekeinde thuis is en ondersteuning door de thuiszorg beperkt is tot twee keer vier uur per week, is verzoeksters hulp gewenst. Bovendien heeft verzoeksters aanwezigheid een gunstige uitwerking op de twee kinderen.
Ter zitting heeft verzoekster daarnaast gesteld dat het enkele feit dat zij een verzoek om verlenging van de geldigheidsduur van haar visum heeft gedaan niet (van rechtswege) haar rechtmatige verblijf op grond van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst (SUO) heeft doen eindigen.
Het bezwaar heeft dan ook een redelijke kans van slagen, aldus verzoekster.
3. Verweerder heeft betoogd dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft, omdat verlenging van de geldigheidsduur van een visum slechts aan de orde is indien sprake is van een onvoorziene wijziging van omstandigheden sedert de binnenkomst. Daarvan is niet gebleken.
De beoordeling
4. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5. Ingevolge het bepaalde in artikel 72, tweede lid, van de Vw 2000, wordt een beschikking omtrent de afgifte van een visum voor wat betreft de toepassing van rechtsmiddelen gelijkgesteld met een beschikking 'regulier' als bedoeld in de Vw 2000.
6. Verweerder heeft verzoekster medegedeeld dat zij Nederland onmiddellijk uit eigen beweging dient te verlaten, bij gebreke waarvan zij kan worden uitgezet. Verzoekster heeft derhalve een spoedeisend belang bij de verzochte voorziening.
7. Gebleken is dat tegen de annulering van het visum geen afzonderlijk rechtsmiddel is aangewend. Uit het bezwaarschrift is daarnaast niet af te leiden dat daarmee mede is beoogd op te komen tegen die annulering. Derhalve is slechts in geschil of verzoeksters bezwaar tegen de weigering van verlenging van de geldigheidsduur van haar reisvisum een redelijke kans van slagen heeft. De toetsing in rechte is dan ook daartoe beperkt.
8. Het betoog van verzoekster, dat het besluit tot weigering van verlenging niet met zich brengt dat haar rechtmatige verblijf op grond van de SUO is geëindigd, ziet op de rechtmatigheid van de annulering van haar visum en niet op de rechtmatigheid van de weigering van verlenging van de geldigheidsuur daarvan. Gelet op hetgeen onder punt 7 is overwogen gaat de rechter daaraan derhalve voorbij.
9. Blijkens paragraaf A2/7.6.2. van de Vreemdelingencirculaire 2000 voert verweerder, voor zover in onderhavige zaak aan de orde, het beleid dat de geldigheidsduur van reisvisa slechts wordt verlengd indien:
"2 De vreemdeling kan aantonen dat hij er om bijzondere redenen belang bij heeft langer in het Schengen-gebied te verblijven dan de duur waarvoor het oorspronkelijke visum geldig was. Zulke bijzondere omstandigheden kunnen bijvoorbeeld gelegen zijn in onvoorziene wijziging in de omstandigheden sinds de binnenkomst. Een aanvraag tot visumverlenging moet voldoende gemotiveerd zijn en in het bijzonder gebaseerd zijn op overmacht, humanitaire, ernstige beroepsmatige of persoonlijke redenen. Het gevolg van een verlenging mag in ieder geval niet zijn dat het visum voor een oneigenlijk doel wordt gebruikt;
3 De duur van de visumverlenging en de duur waarvoor het oorspronkelijke visum verblijf toestond, mogen samen niet meer dan drie maanden bedragen. Binnen Schengen is een verdergaande verlenging van het eenvormige visum niet mogelijk;"
Voorts is daar het volgende bepaald. "In geval van een nationale verlenging van de geldigheidsduur van het visum, waarbij de geldigheid van het visum wordt gelimiteerd tot de Benelux, kan de geldigheidsduur van een visum, indien zeer bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, worden verlengd tot ten hoogste zes maanden te rekenen vanaf het moment van binnenkomst. Deze zeer bijzondere omstandigheden moeten in ieder geval gebaseerd zijn op overmacht of op strikt humanitaire redenen."
10. De rechter constateert dat de bijzondere omstandigheden die verzoekster aan haar aanvraag ten grondslag heeft gelegd, alsmede die waarop zij zich in bezwaar heeft beroepen, niet zijn gelegen in haar persoon, maar betrekking hebben op de situatie in het gezin van haar tante.
Verzoekster heeft gelet daarop niet aangetoond dat zij er om bijzondere redenen belang bij heeft langer in het Schengen-gebied te verblijven dan de duur waarvoor het oorspronkelijke visum geldig was. De rechter is van oordeel dat haar bezwaar reeds hierom geen kans van slagen heeft. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.
11. Indien een verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan teneinde uitzetting te voorkomen voordat is beslist op het bezwaar of het administratief beroep, dat is gericht tegen de beschikking tot afwijzing van de aanvraag of intrekking van de verblijfsvergunning, beslist de voorzieningenrechter zoveel mogelijk tevens over dat bezwaar of administratief beroep. (Artikel 78 Vw 2000.)
12. Gelet op het bepaalde in artikel 72, tweede lid, van de Vw 2000, dient onder de zinsnede "van de verblijfsvergunning" in voornoemde bepaling mede "van het visum" te worden begrepen.
13. Na het onderzoek ter zitting is de rechter tot het oordeel gekomen dat er redelijkerwijs geen twijfel over kan bestaan dat het bezwaar van verzoekster ongegrond is. Derhalve bestaat aanleiding om tevens over het bezwaar te beslissen.
14. Voor vergoeding van het betaalde griffierecht of veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken, bestaat geen aanleiding.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek af;
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.M. van Hoof en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2002 in tegenwoordigheid van mr. L.M. van den Berg als griffier.
de griffier de voorzieningenrechter
Afschrift verzonden: 28 juni 2002