ECLI:NL:RBSGR:2002:AE6547
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake uitzetting van Rwandese nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 6 maart 2002 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Rwandese verzoekster, geboren in 1963, die een vvtv (voorwaardelijke vergunning tot voorlopig verblijf) had aangevraagd. De verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen een beschikking van de Staatssecretaris van Justitie, waarin de verlenging van haar vvtv werd geweigerd. De rechtbank oordeelde dat de beschikking een meer specifieke motivering behoeft, waarbij actuele informatie over de situatie in Rwanda betrokken dient te worden. De verzoekster had op 15 mei 2001 een verzoekschrift ingediend om uitzetting te voorkomen totdat op haar beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het belang van de voorlopige voorziening, voor zover dit verband houdt met het beroep, is komen te vervallen, omdat het beroep ongegrond is verklaard. Echter, de rechtbank oordeelde dat de beslissing op het bezwaar tegen de weigering van de verlenging van de vvtv een nadere motivering vereist. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om zich te onthouden van uitzettingsmaatregelen tot vier weken na de bekendmaking van de beschikking op het bezwaarschrift. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoekster, die zijn vastgesteld op € 644,--. Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Depping en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van drs. H.A. Hulst als griffier.