RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Zwolle
Vreemdelingenkamer
regnr.: Awb 00/6059 OVERIO GR
inzake: A,
geboren op [...] 1972,
verblijvende te B,
van Somalische nationaliteit,
IND dossiernummer 9403.24.0315,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.A. Buys, advocaat te Leeuwarden;
tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde: mr. T. Kuijpers, te 's-Gravenhage.
1.1 Op 16 november 1999 heeft eiseres, mede ten behoeve van haar minderjarige dochter, een aanvraag om verlening van een vergunning tot verblijf wegens klemmende redenen van humanitaire aard gedaan. Bij beschikking van 14 december 1999 heeft de Korpschef van de politieregio Friesland te Leeuwarden namens verweerder de aanvraag buiten behandeling gesteld met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb).
1.2 Eiseres heeft daartegen bij brief van 7 januari 2000 bezwaar gemaakt. Eiseres is medegedeeld dat zij de behandeling van het bezwaar niet in Nederland mag afwachten. Bij verzoekschrift van 20 maart 1999 heeft verzoekster de president verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het bezwaar is beslist. Dit verzoek is geregistreerd onder Awb 00/4526 VRWET Z VV.
1.3 Bij beschikking van 20 april 2000 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
1.4 Bij beroepschrift van 17 mei 2000 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank tegen deze beschikking.
De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiseres gezonden en haar in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5 Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 3 april 2002. Eiseres is daarbij verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2.1 Beoordeeld dient te worden of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan.
Op 1 april 2001 is de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in werking getreden en is de Vreemdelingenwet (Vw) ingetrokken. De bestreden beschikking is bekendgemaakt vóór de inwerkingtreding van deze wet. Derhalve toetst de rechtbank de rechtmatigheid van de beschikking aan de bepalingen van de Vw.
Met betrekking tot het procedurele recht overweegt de rechtbank het volgende. Artikel 119 Vw 2000 beperkt de toepassing van het recht dat gold vóór invoering van deze wet uitsluitend tot de mogelijkheid om beroep in te stellen, het griffierecht en de schorsende werking, zodat voor het overige het nieuwe recht van toepassing is.
2.2 Verweerder heeft de buitenbehandelingstelling van de aanvraag in bezwaar gehandhaafd, omdat eiseres bij het indienen van de aanvraag geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft overgelegd en zij dit verzuim niet binnen de haar gegunde termijn heeft hersteld. Naar aanleiding van het in het bezwaarschrift gestelde heeft verweerder in dit verband het volgende overwogen.
Eiseres heeft bij de uitreiking van de zogenaamde herstel-verzuimbrief niet te kennen gegeven dat zij in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Het beroep van eiseres op de hardheidsclausule faalt, daar hetgeen eiseres in dit verband heeft aangevoerd reeds is meegewogen in de uitspraak van de President van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, zittinghoudende te Zwolle, d.d. 20 juli 1999, waarin is geoordeeld dat het feit dat eiseres een dochter heeft uit een relatie met een niet-Somalische man geen aanleiding vormt haar in het bezit te stellen van een vergunning tot verblijf wegens klemmende redenen van humanitaire aard en dat de weigering eiseres en haar minderjarige kind verblijf in Nederland toe te staan geen strijd oplevert met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Dat in Somalië geen Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging is gevestigd betekent niet dat eiseres ontheven dient te worden van het mvv-vereiste; van eiseres kan verlangd worden dat zij zich wendt tot de meest nabijgelegen diplomatieke vertegenwoordiging.
2.3 Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte heeft geoordeeld dat geen sprake is van een zeer bijzondere situatie die noopt tot ontheffing van het mvv-vereiste. Ter onderbouwing van deze stelling heeft verzoekster de volgende argumenten aangevoerd.
Eiseres heeft vanwege haar relatief blanke huidskleur grote problemen ondervonden in Somalië, waardoor psychische schade is ontstaan; bij het idee dat zij en haar dochter naar Somalië moeten gaan raakt zij daardoor in paniek.
De dochter van eiseres heeft regelmatig contact met haar in Nederland verblijvende vader.
Eiseres ziet geen mogelijkheid om naar één van de buurlanden van Somalië te gaan; zij heeft geen idee hoelang zij in een dergelijk land zou moeten bivakkeren, waar zij bescherming zou moeten vinden etc. Bovendien zou het zeer bezwaarlijk zijn voor haar dochter, die de Nederlandse nationaliteit heeft, om het geregelde leven in een beschermde maatschappij zolang te moeten missen. Eiseres heeft in dit verband een beroep gedaan op de artikelen 2, 3, 5, 7, 8, en 18 van het Verdrag voor de Rechten van het Kind.
Ten slotte heeft eiseres, onder verwijzing naar de uitspraak van de Rechtseenheidskamer d.d. 5 juni 2001 (Awb 01/1704), gesteld dat het mvv-vereiste haar niet kan worden tegengeworpen, omdat het niet mogelijk is om aan reisdocumenten te komen.
2.4 In het verweerschrift is van de zijde van verweerder (onder meer) het volgende gesteld.
Reeds vanwege het feit dat de stelling dat het voor Somalische vreemdelingen onmogelijk is om Somalische documenten te verkrijgen en terug te keren naar Somalië teneinde zich tot de diplomatieke vertegenwoordiging in Addis Abeba of Nairobi te wenden geen individuele omstandigheid is, kan deze stelling niet leiden tot een geslaagd beroep op de hardheidsclausule.
Bovendien kan de stelling van eiseres dat het niet mogelijk is om aan reisdocumenten te komen niet worden gevolgd; uit de brief van het IOM d.d. 7 augustus 2001 volgt dat dat in zijn algemeenheid wel degelijk mogelijk is. Daarnaast blijkt uit een telefoonnotitie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken d.d. 2 maart 2001 dat het in zijn algemeenheid voor Somalische vreemdelingen ook mogelijk is om zich naar de Nederlandse vertegenwoordiging in Addis Abeba of Nairobi te begeven en daar een mvv aan te vragen. Bovendien blijkt uit het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 16 februari 2000 dat Somalische paspoorten worden uitgereikt door Somalische missies in Bonn, Nairobi, Genève en andere steden. Overigens is ook niet aangetoond dat eiseres al het mogelijke heeft gedaan om een reisdocument te verkrijgen.
Aan het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind kunnen geen (verblijfs)rechten worden ontleend die verder strekken dan hetgeen uit de Vreemdelingenwet voortvloeit.
2.5 De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
2.6 Artikel 4:5, eerste lid, Awb bepaalt dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad om binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.
Artikel 16a, eerste lid, Vw bepaalt dat een aanvraag om toelating slechts in behandeling wordt genomen, indien de vreemdeling beschikt over een geldige mvv, welke hij heeft aangevraagd bij en welke hem verstrekt is door de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het land van zijn herkomst of het land van zijn bestendig verblijf.
In artikel 16a, derde lid, Vw en artikel 16a,vierde lid Vw juncto artikel 52a van het Vreemdelingenbesluit (Vb) zijn de categorieën van vreemdelingen opgenomen die zijn c.q. worden vrijgesteld van het mvv-vereiste. Artikel 16a, zesde lid, Vw bepaalt dat buiten de in het tweede, derde en vierde lid bedoelde gevallen in zeer bijzondere individuele gevallen voor het in behandeling nemen van de aanvraag om toelating kan worden afgezien van het eisen van het bezit van een geldige mvv.
2.7 Het geding spitst zich toe op de vraag of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat zich in de situatie van eiseres geen bijzondere omstandigheden voordoen op grond waarvan voor het in behandeling nemen van de aanvraag van eiseres om toelating afgezien kan worden van het vereiste van een geldige mvv.
2.8 De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de door eiseres gevreesde problemen in Somalië vanwege haar huidskleur en de omstandigheid dat zij een kind heeft van een niet-Somalische man, onvoldoende zijn om een beroep op de hardheidsclausule van artikel 16a, zesde lid Vw te rechtvaardigen. De rechtbank overweegt daartoe dat deze gestelde problematiek reeds meegewogen is bij de beoordeling van de door eiseres gedane aanvraag om toelating als vluchteling en in dat kader reeds onvoldoende werd geacht.
2.9 Eiseres heeft in de onderhavige procedure aangevoerd dat haar dochter de Nederlandse nationaliteit heeft en dat het contact tussen haar dochter en de vader van haar dochter, in vergelijking met de situatie ten tijde van de beoordeling van de asielaanvraag door de rechtbank, intensiever is geworden. De rechtbank is van oordeel dat ook zulks niet kan leiden tot een geslaagd beroep op de hardheidsclausule. Immers, het gaat in casu niet om de vraag of aan eiseres (en haar dochter) een vergunning tot verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire aard behoort te worden verleend, doch om de vraag of van eiseres verlangd kan worden dat zij in het bezit is van een geldige mvv alvorens de aanvraag tot verlening van een vergunning tot verblijf in behandeling wordt genomen. Nu het slechts zal gaan om een tijdelijke scheiding van de dochter en haar vader, kan het bepaalde in artikel 8 EVRM niet met zich brengen dat het mvv-vereiste zoals neergelegd in artikel 16a, eerste lid Vw, om die reden niet op eiseres van toepassing is.
2.10 Ook de omstandigheid dat er geen Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging is in Somalië kan hiertoe niet leiden. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraken van de Rechtseenheidskamer (REK) van 5 juni 2001, JV 2001/167 en 168. Ingevolge deze uitspraken dient onder het in artikel 16a, eerste lid Vw genoemde begrip 'de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het land van zijn herkomst of het land van zijn bestendig verblijf' te worden verstaan de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging die bevoegd is mvv's te verstrekken aan staatsburgers van het land van herkomst of aan vreemdelingen die in het land waarvoor de betreffende vertegenwoordiging bevoegd is, bestendig verblijf hebben. Welke vertegenwoordigingen die bevoegdheid hebben, is een kwestie van het door door de Minister van Buitenlandse Zaken terzake vastgestelde uitvoeringsbeleid.
2.11 Ten aanzien van het standpunt van eiseres dat het mvv-vereiste haar niet kan worden tegengeworpen omdat het niet mogelijk is om aan reisdocumenten te komen, om daarmee naar de meest nabijgelegen Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging te reizen en aldaar een mvv aan te vragen, overweegt de rechtbank het volgende.
2.12 Weliswaar heeft eiseres eerst in beroep aangevoerd dat het niet mogelijk is om aan reisdocumenten te komen, doch de rechtbank is van oordeel dat daar waar verweerder zich in de beschikking op bezwaar op het standpunt stelt dat eiseres zich tot de meest nabijgelegen diplomatieke vertegenwoordiging kan wenden om een mvv aan te vragen, verweerder zich bij de voorbereiding van deze beschikking ambtshalve een oordeel dient te vormen over de vraag of zulks in casu ook mogelijk is. Hierbij dient de (on)mogelijkheid om aan reisdocumenten te komen om op legale wijze een buurland van Somalië in te reizen, betrokken te worden.
2.13 In de reeds genoemde uitspraak van de REK van 5 juni 2001, JV 2001/168 heeft de REK overwogen dat op basis van de in die procedure voorhanden zijnde informatie niet geconcludeerd kan worden dat het voor de Somalische vreemdeling die zich nog in Nederland bevindt, mogelijk is om zich naar de meest nabijgelegen diplomatieke vertegenwoordiging te begeven om aldaar een mvv aan te vragen. In die procedure heeft verweerder ter onderbouwing van zijn stelling een telefoonnotitie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van 2 maart 2001 overgelegd en verwezen naar het ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van 16 februari 2001. Ook in de onderhavige procedure heeft verweerder zich op deze stukken beroepen, waarbij tevens een beroep is gedaan op het ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van 12 juni 2001 (pagina 62 en verder) en een brief van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) van 7 augustus 2001.
2.14 De rechtbank is van oordeel dat op basis van hetgeen in het ambtsbericht van 12 juni 2001 staat vermeld, niet geconcludeerd kan worden dat het voor eiseres mogelijk is om vanuit Nederland zonder geldig paspoort naar Somalië of een buurland te reizen, teneinde in dat buurland bij de bevoegde ambassade een mvv te aanvragen.
2.15 Ook op basis van de informatie gegeven in de brief van de IOM van 7 augustus 2001 kan de rechtbank niet tot die conclusie komen. Uit die brief blijkt dat sinds januari 2000 tien Somaliërs met behulp van de IOM teruggekeerd zijn naar Somalië, dat zij reisden op paspoorten of laissez passer's afgegeven in Mogadishu, Genève, Bonn of Rome en dat de IOM de echtheid van de gebruikte documenten niet heeft gecontroleerd, doch dat geen van de terugkeerders transit of toegang tot het land van bestemming is geweigerd. De rechtbank is evenwel van oordeel dat ook op basis van deze informatie onduidelijk is gebleven of de reisdocumenten door de autoriteiten van de buurlanden van Somalië en door de luchtvaartmaatschappijen geaccepteerd worden, met name nu uit de genoemde ambtsberichten onmiskenbaar blijkt dat in ieder geval Nederland Somalische paspoorten afgegeven of verlengd na 31 januari 1991 niet erkend. Voorts meldt de brief van de IOM slechts een zeer gering aantal gevallen waarin bovendien de IOM ondersteuning heeft verleend bij de terugkeer.
2.16 Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de bestreden beschikking onzorgvuldig is voorbereid en derhalve voor vernietiging in aanmerking komt. Het beroep is mitsdien gegrond.
2.17 De rechtbank ziet aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid Awb te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op basis van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op EUR 644,-.
Op grond van het bepaalde in artikel 8:74 Awb zal de rechtbank verweerder tevens veroordelen tot vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht.
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beschikking;
- bepaalt dat verweerder met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen opnieuw dient te beslissen op het bezwaarschrift van eiseres;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door eiseres gemaakte proceskosten bedrage van € 644,-;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 102,10.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.S. Kuipers en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.J.M. Pinners als griffier op 14 mei 2002.
Afschrift verzonden: 14 mei 2002.