ECLI:NL:RBSGR:2002:AE5497
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van bewaring na asielaanvraag van vreemdelinge
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage geoordeeld over de rechtmatigheid van de bewaring van een vreemdelinge na haar asielaanvraag. De vreemdelinge, die samen met 51 andere illegale Chinezen op 3 mei 2002 was aangehouden, had reeds voor haar inbewaringstelling een asielaanvraag ingediend. De gemachtigde van de vreemdelinge stelde dat de bewaring onrechtmatig was, omdat deze niet had mogen worden opgelegd na de indiening van de asielaanvraag. De verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, voerde aan dat er sprake was van een samenloop van omstandigheden, waarbij de vreemdelinge niet tijdig in een huis van bewaring kon worden geplaatst vanwege een tekort aan cellen en de verwachte ongeregeldheden na de Europacupfinale op 8 mei 2002.
De rechtbank oordeelde dat de bewaring op 5 mei 2002 rechtmatig was, omdat de verweerder niet eerder kon weten of hij in staat zou zijn om alle 52 aangehouden illegalen voor 8 mei 2002 in huizen van bewaring te plaatsen. De rechtbank verwierp de stelling van de gemachtigde dat de bewaring onrechtmatig was en concludeerde dat de maatregel van bewaring in het belang van de openbare orde en met het oog op de uitzetting was opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen grond was voor toekenning van schadevergoeding.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de overheid om adequaat te reageren op situaties waarin een grote groep vreemdelingen moet worden behandeld, en de afwegingen die daarbij gemaakt moeten worden in het kader van de openbare orde en de beschikbare middelen. De rechtbank heeft de beslissing op 17 mei 2002 openbaar uitgesproken, waarbij de griffier aanwezig was.