ECLI:NL:RBSGR:2002:AE5465

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-755018-01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van vertrouwen door boekhouder bij belastingaangiften en valse werkgeversverklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 10 juli 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als boekhouder werkzaam was. De verdachte heeft meermalen onjuiste aangiften inkomstenbelasting ingevuld ten behoeve van een ander, waardoor deze persoon werd bevoordeeld ten koste van de gemeenschap. De rechtbank heeft het de verdachte zwaar aangerekend dat hij zijn positie als administrateur heeft misbruikt, wat het vertrouwen in de juistheid van door boekhouders ingevulde stukken ernstig heeft geschaad. Daarnaast heeft de verdachte valse werkgeversverklaringen afgegeven om hypotheken voor anderen te verkrijgen, wat eveneens als bijzonder strafwaardig werd beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder het opzettelijk indienen van onjuiste belastingaangiften en valsheid in geschrift. De verdachte is op 29 januari 2001 in verzekering gesteld en op 1 februari 2001 in voorlopige hechtenis genomen. Tijdens de zitting op 26 juni 2002 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van 21 maanden geëist, waarvan 7 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste feit, maar de overige feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een gevangenisstraf van 4 maanden, die niet tenuitvoergelegd zal worden onder de voorwaarde dat de verdachte zich gedurende een proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Tevens is het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-755018-01
rolnummer 0002
's-Gravenhage, 10 juli 2002.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 26 juni 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr D.A. Harff, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Paulus heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3 en 4 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 1 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 2, 3 en 4 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen straffen het volgende overwogen.
Verdachte -boekhouder van professie- heeft meermalen voor een ander een aangifte inkomstenbelasting onjuist ingevuld om de aangeslagene te bevoordelen ten koste van de gemeenschap. De rechtbank rekent het verdachte daarbij zwaar aan dat hij zijn positie als administrateur/boekhouder heeft misbruikt door daaraan zijn medewerking te verlenen. Het vertrouwen dat de maatschappij in de juistheid van door boekhouders ingevulde en afgegeven stukken dient te kunnen hebben, heeft verdachte ernstig geschaad.
Ook het bewezenverklaarde feit, dat hij voor het verkrijgen van hypotheken door anderen meermalen valse werkgeversverklaringen heeft afgegeven, acht de rechtbank bijzonder strafwaardig. Ook hier geldt, dat verdachte het vertrouwen dat de financiële wereld in dergelijke verklaringen dient te kunnen hebben, ernstig heeft geschaad.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de omstandigheden dat verdachte bij één en ander geen eigen financieel voordeel heeft gehad en dat hij in een (financieel) afhankelijke positie verkeerde ten opzichte van degenen voor wie hij de strafbare feiten heeft gepleegd.
In het voordeel van verdachte laat de rechtbank meewegen, dat hij blijkens een uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de op te leggen werkstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden zijn.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht;
- 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 1 telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 2, 3 en 4 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van de feiten 2 en 3:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK EEN BIJ DE BELASTINGWET VOORZIENE AANGIFTE ONJUIST EN ONVOLLEDIG DOEN, TERWIJL HET FEIT ERTOE STREKT DAT TE WEINIG BELASTING WORDT GEHEVEN, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 4:
VALSHEID IN GESCHRIFT;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van 240 uren;
bepaalt, dat de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uur per dag, zodat 234 uren werkstraf resteren;
beveelt, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 117 dagen;
in verzekering gesteld op : 29 januari 2001;
in voorlopige hechtenis gesteld op : 1 februari 2001;
welke voorlopige hechtenis werd opgeschort op : 1 februari 2001;
veroordeelt verdachte voorts tot:
gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Timmermans, voorzitter,
Raeijmaekers en A.S.I. van Delden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Smelt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juli 2002.
Mr Timmermans is buiten staat dit verkorte vonnis mede te ondertekenen.