ECLI:NL:RBSGR:2002:AE4742
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag tot verlening van een vergunning tot verblijf voor Somaliër zonder geldige machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 10 januari 2002 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de aanvraag van eiser, een Somalische nationaliteit, voor een vergunning tot verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire aard. Eiser had zijn aanvraag ingediend op 29 mei 2000, maar deze was door de Staatssecretaris van Justitie buiten behandeling gesteld omdat hij geen machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had overgelegd. De rechtbank oordeelt dat de beslissing van verweerder onvoldoende gemotiveerd is en dat er geen objectieve aanknopingspunten zijn dat Somalische reisdocumenten door de autoriteiten van de buurlanden en luchtvaartmaatschappijen worden geaccepteerd. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 5 juni 2001, waarin soortgelijke overwegingen zijn gemaakt. Eiser heeft aangevoerd dat het voor hem onmogelijk is om naar Somalië terug te keren om een mvv aan te vragen, en dat de hardheidsclausule in zijn geval niet is gehonoreerd. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit berust op een ondeugdelijke motivering en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt de beschikking van 23 oktober 2000 en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die de proceskosten van eiser dient te vergoeden. De proceskosten zijn begroot op € 644,- voor rechtsbijstand en het griffierecht van € 109,- wordt eveneens vergoed.