ECLI:NL:RBSGR:2002:AE4371
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.M. Willink
- R.A. Dozy
- G. Tangenberg
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van het NBM voor schadevergoeding na dodelijk ongeval met Franse auto
In deze zaak vorderen eisers, een echtpaar, schadevergoeding van het NBM, de Nederlandse vertegenwoordiger van de Franse WAM-verzekeraar, na een tragisch ongeval op 21 februari 1996 op de Rijksweg A16. Bij dit ongeval is hun 3-jarige zoontje overleden en hebben de eisers lichamelijk letsel opgelopen. De eisers stellen dat de bestuurder van de Franse auto onrechtmatig heeft gehandeld, en vorderen onder andere een verklaring voor recht dat het NBM aansprakelijk is voor de schade. De vorderingen omvatten onder meer de vergoeding van kosten voor huishoudelijke hulp, immateriële schadevergoeding voor shockschade, en schadevergoeding voor verlies van arbeidsvermogen van eiser sub 1.
De rechtbank oordeelt dat de aansprakelijkheid van de bestuurder van de Franse auto vaststaat en dat het NBM niet betwist dat er onrechtmatig is gehandeld. De primaire vordering van eisers wordt echter afgewezen wegens gebrek aan belang. Wat betreft de kosten van huishoudelijke hulp, oordeelt de rechtbank dat er een redelijke behoefte aan huishoudelijke hulp bestaat, en dat het NBM gehouden is om deze kosten te vergoeden, mocht in de toekomst een beroep worden gedaan op een thuiszorginstelling. Daarnaast wordt de vordering voor shockschade toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelt dat de confrontatie met het overlijden van hun kind leidt tot geestelijk letsel, waarvoor schadevergoeding op zijn plaats is.
Eiser sub 1 vordert ook schadevergoeding voor verlies van arbeidsvermogen, maar deze vordering wordt afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank veroordeelt het NBM in de kosten van de procedure en kent de gevorderde schadevergoedingen toe, waarbij de rechtbank de bedragen vaststelt op € 4537,80 per eiser voor immateriële schadevergoeding.