RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Zwolle
Vreemdelingenkamer
inzake: A,
geboren op [...] 1980,
burger van de Federale Republiek Joegoslavië,
IND dossiernummer 0202-05-8001,
eiser,
gemachtigde: mr. J.Th.A. Bos, advocaat te Utrecht;
tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
vertegenwoordigd door drs. V.J.C. Berg, ambtenaar ten departemente.
1.1 Op 5 februari 2002 heeft eiser een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij beschikking van 8 februari 2002 heeft verweerder de aanvraag niet ingewilligd.
1.2 Bij beroepschrift van 8 februari 2002 heeft eiser beroep ingesteld tegen deze beschikking. Het beroep is ter zitting van 22 februari 2002 behandeld. Eiser is daarbij verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. Aangezien verweerder de aanvraag heeft afgewezen in het aanmeldcentrum (AC), dient beoordeeld te worden of de aanvraag in het kader van de AC-procedure zonder schending van zorgvuldigheid had kunnen worden afgedaan.
3.1 Het asielrelaas van eiser komt op het volgende neer. Eiser behoort tot de bevolkingsgroep der Albanezen en is afkomstig uit Kosovo. Op 6 augustus 1998 is eiser gearresteerd door de Servische politie en vervolgens door de rechtbank in Djilna tot 2 jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens betrokkenheid bij het UCK-leger. Tijdens zijn detentie is eiser verhoord en mishandeld. Op 6 november 1999 is eiser vervroegd vrijgelaten omdat er geen reden meer was eiser vast te houden, nu de Servische autoriteiten in Kosovo geen invloed meer hadden.
Tijdens zijn detentie is eiser geïsoleerd in een cel met een persoon genaamd B. Deze B was homoseksueel en eiser is ook homoseksueel geworden. Eiser heeft dat na zijn vrijlating voor zijn familie verzwegen maar die zijn er, via via, toch achter gekomen. Dat leidde ertoe dat eiser door familie en vrienden werd geïsoleerd. Ook is eiser zijn baan in het café kwijt geraakt toen zijn baas op de hoogte kwam van de geaardheid van eiser. Eiser is er nadien niet in geslaagd een andere baan te vinden.
Eiser heeft over zijn problemen verteld aan zijn in Nederland wonende zus. Zij heeft er toen voor gezorgd dat eiser het land kon verlaten en naar Nederland kon komen. Eiser heeft zijn land op 24 november 2001 per vliegtuig verlaten en is via Düsseldorf naar Nederland gereisd.
3.2 Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat niet aannemelijk is geworden dat de omgeving van eiser op de hoogte zou zijn geraakt van zijn gestelde homoseksualiteit. Voor zover de omgeving wel op de hoogte is geraakt, wordt overwogen dat de problemen van eiser niet van dien aard waren dat hij als vluchteling moet worden aangemerkt. Uit een schrijven van de International Lesbian and Gay Association (ILGA) van september 1999 blijkt dat homoseksuele relaties tussen personen ouder dan 14 jaar vanaf 14 augustus 1994 niet langer bij wet zijn verboden. Voor zover de problemen van eiser familiaire problemen betreffen, wordt overwogen dat eiser zich aan die problemen had kunnen onttrekken door zich elders in het land te vestigen.
Eiser is op 24 november 2001 in Nederland aangekomen maar heeft zich eerst op 28 januari 2002 voor asiel aangemeld, hetgeen er niet op duidt dat hij zich in een acute vluchtsituatie bevond.
Naar aanleiding van hetgeen in de zienswijze naar voren wordt gebracht, wordt overwogen dat uit de omstandigheid dat geen onderzoek naar de positie van homoseksuelen in Kosovo is verricht niet kan worden afgeleid dat homoseksuelen vanwege hun geaardheid voor vervolging te vrezen zouden hebben. Verwezen wordt naar voornoemde brief van de ILGA.
Ten aanzien van het vestigingsalternatief wordt overwogen dat niet is gebleken dat burgers of autoriteiten in andere plaatsen in Kosovo op de hoogte zijn van eisers seksuele geaardheid.
Eiser voldoet niet aan de limitatieve opsomming van het traumatabeleid en komt derhalve niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, Vw2000.
3.3 Eiser stelt zich op het standpunt dat nader onderzoek naar de positie van homoseksuelen in Kosovo plaats moet vinden. De brief waarnaar verweerder in de beschikking verwijst is van 1996 en niet van 1999.
Ten onrechte is verweerder voorbijgegaan aan de vergelijking met de positie van mishandelde vrouwen in Kosovo, waarbij wordt verwezen naar een rapport van SFH/OSAR. Voor eiser is het niet mogelijk om zich buiten familieverband maatschappelijk te handhaven.
Ten onrechte is eiser in het voornemen niet geconfronteerd met het vermeende vestgingsalternatief in Kosovo, waardoor verweerder in strijd met de wet en het eigen beleid heeft gehandeld.
Ter zitting voert eiser aan dat sprake is van overschrijding van de 48-uurs-termijn.
4.1 Ten aanzien van het beroep van eiser op de overschrijding van de 48-uurs-termijn oordeelt de rechtbank als volgt.
4.2 Uit hoofdstuk C3/12.2.4., Vc 2000 volgt dat de vreemdeling twee uur wordt gegund om het nader gehoor voor te bespreken met de rechtsbijstandverlener. Ingevolge artikel 3.117, tweede lid, Vb brengt de vreemdeling binnen drie procesuren zijn zienswijze op het door verweerder uitgebrachte voornemen schriftelijk naar voren.
4.3 Uit de uitspraak van de Raad van State van 20 december 2002 (200105777/1) volgt dat indien sprake is van tijdsoverschrijding wegens het gebruik van meer tijd voor rechtsbijstand dan formeel aan de vreemdeling in de AC-procedure is toegemeten, verweerder aannemelijk dient te maken dat ten gevolge van feiten en/of omstandigheden deze uren redelijkerwijs niet konden worden benut voor het onderzoek naar de aanvraag en deze uren derhalve niet kunnen worden aangemerkt als procesuren in de zin van artikel 1.1, aanhef en onder f, Vb.
4.4 Uit de gedingstukken blijkt dat eiser zich op 5 februari 2002 om 8.30 uur heeft aangemeld. Het moet er derhalve voor worden gehouden dat de 48-uurs-termijn op 8 februari 2002 om 14.30 uur is verstreken. De beschikking is op 8 februari 2002 om 14.35 uur uitgereikt. Het staat derhalve vast dat de bestreden beschikking meer dan 48 uur (de uren tussen 22.00 uur en 8.00 uur niet meegerekend) is uitgereikt na aanvang van de behandeling van de aanvraag, zodat het op de weg van verweerder ligt feiten en omstandigheden aannemelijk te maken ten gevolge waarvan bepaalde uren redelijkerwijs niet konden worden benut voor onderzoek.
4.5 Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser te laat een beroep op de termijnoverschrijding heeft gedaan, nu eiser dit niet in de gronden heeft aangevoerd, terwijl eiser dit wel had kunnen doen, en eerst ter zitting stelt dat van een termijnoverschrijding sprake. Het meenemen van het door eiser op dit punt aangevoerde in de beoordeling van het beroep is in strijd met de goede procesorde. De termijnoverschrijding is geen punt van openbare orde en in dit geval dient het belang van verweerder om deze zaak binnen het AC af te kunnen doen, waarbij ook wordt verwezen naar de gronden waarop de afwijzing rust, zwaarder te wegen dan het belang van eiser om naar een OC te worden doorgestuurd.
4.6 De rechtbank is van oordeel dat mede gelet op de korte termijnen voor het instellen van beroep en het aanvoeren van de gronden in de AC-procedure, een beroep op de termijnoverschrijding dat eerst ter zitting wordt gedaan in de beoordeling van het beroep kan worden meegenomen.
4.7 Niet valt in te zien dat verweerder daarmee zodanig in zijn processuele belangen wordt geschaad dat gesproken kan worden van een inbreuk op de goede procesorde, nu het verweerder reeds aanstonds ter gelegenheid van de uitreiking van de bestreden beschikking duidelijk had kunnen - en derhalve moeten - zijn dat de uitreiking plaats vond nadat de 48 procesuren waren verstreken. Verweerder had zich derhalve bij de voorbereiding van zijn verweer dienen af te vragen of sprake is van feiten en omstandigheden ten gevolge waarvan bepaalde uren redelijkerwijs niet konden worden benut voor onderzoek. Verweerder heeft dit niet gedaan en zich op het standpunt gesteld zoals verwoord in rechtsoverweging 4.5. Ter zitting heeft de rechtbank, nadat zij van het standpunt van verweerder kennis had genomen, verweerder niettemin gevraagd een inhoudelijke reactie op de door eiser gestelde termijnoverschrijding te geven. Verweerder heeft evenwel volhard in het ingenomen standpunt.
4.8 De rechtbank is van oordeel dat verweerder derhalve geen feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt ten gevolge waarvan bepaalde uren redelijkerwijs niet konden worden benut voor onderzoek. Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat de asielaanvraag zich leende voor afdoening in het aanmeldcentrum en is het beroep gegrond.
4.9 Nu eiser in het gelijk wordt gesteld, wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beschikking d.d. 8 februari 2002;
- bepaalt dat verweerder opnieuw op de aanvraag zal beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ad 644,-- euro onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiser dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Smeele en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van drs. M.P. de Zwart als griffier op 27 februari 2002.
_________________________________________________________________________
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen een week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen op de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage. Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden:
27 februari 2002.