ECLI:NL:RBSGR:2002:AE1787

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/661 ZFW en 02/695 ZFW
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor medische behandeling in het buitenland en de rol van voorafgaande toestemming

In deze zaak heeft eiseres, die lijdt aan chronische rugpijnen, een verzoek ingediend bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage om een voorlopige voorziening te treffen. Eiseres verzocht toestemming om een endoscopische nucleotomie te ondergaan in de Alpha-Klinik te München, nadat haar aanvraag voor vergoeding door de zorgverzekeraar, Trias Zorgverzekeraar, was afgewezen. De zorgverzekeraar stelde dat de behandeling door een niet-gecontracteerde zorgaanbieder niet objectief vaststaat als een effectieve behandeling, terwijl behandeling door een gecontracteerde zorgaanbieder dat wel biedt.

De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 26 maart 2002, waarbij eiseres werd bijgestaan door mr. J.J.A. Janssen van FNV Ledenservice en de zorgverzekeraar werd vertegenwoordigd door mr. H. Steehouwer. Eiseres voerde aan dat de totale kosten van de behandeling in de Alpha-Klinik aanzienlijk lager zijn dan de kosten van de conservatieve behandeling die zij zou moeten ondergaan. Daarnaast stelde zij dat zij op basis van het vrije verkeer van goederen en diensten in de EU recht heeft op behandeling in Duitsland, gesteund door een arrest van het Hof van Justitie.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de zorgverzekeraar terecht had geconcludeerd dat de effectiviteit van de voorgestelde behandeling niet voldoende was aangetoond. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voorafgaande toestemming voor behandelingen in het buitenland en de voorwaarden waaronder deze toestemming kan worden verleend, met verwijzing naar de relevante wetgeving en jurisprudentie.

Uitspraak

Voorzieningenrechter van de Rechtbank ’s-Gravenhage
sector bestuursrecht
Reg. nr. AWB 02/661 ZFW en 02/695 ZFW
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:86
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening van
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
ten aanzien van het besluit van 17 januari 2002 van Trias Zorgverzekeraar, verweerder, waarbij verweerder de weigering om een vergoeding te verstrekken voor een endoscopische nucleotomie in de Alpha-Klinik te München heeft gehandhaafd.
Ontstaan en loop van het geding
Bij brief van 23 februari 2001 heeft eiseres in verband met chronische rugpijnen bij verweerder een aanvraag ingediend voor een machtiging voor een endoscopische nucleotomie in de Alpha-Klinik te München.
Verweerder heeft bij besluit van 20 maart 2001 aan eiseres medegedeeld dat de aanvraag wordt afgewezen aangezien niet objectief vaststaat dat behandeling door een niet-gecontracteerde zorgaanbieder uitzicht op herstel biedt, terwijl behandeling door een gecontracteerde zorgaanbieder dat niet biedt.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 20 april 2001 bij verweerder bezwaar gemaakt.
Eiseres is gehoord omtrent haar bezwaar door verweerder op 8 juni 2001.
Verweerder heeft bij brief van 26 september 2001 het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) om advies gevraagd. Bij brief van 15 januari 2002 heeft het CVZ medisch advies uitgebracht.
Verweerder heeft bij besluit van 17 januari 2002 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 18 februari 2002, ingekomen bij de rechtbank op 19 februari 2002, beroep ingesteld.
Eiseres heeft bij brief van 20 februari 2002 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat aan eiseres toestemming wordt verleend om de operatie te ondergaan in de Alpha-Klinik in München.
Verweerder heeft bij brief van 15 maart 2002 nadere stukken aan de rechtbank doen toekomen.
Eiseres heeft bij brief van 20 maart 2002 stukken aan de rechtbank toegezonden.
Het verzoek om voorlopige voorziening is behandeld ter zitting van 26 maart 2002.
Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. J.J.A. Janssen, werkzaam bij FNV Ledenservice. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. H. Steehouwer.
Beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Op grond van het bepaalde in artikel 8:86 van de Awb kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak. Er bestaat aanleiding om in dit geval van laatstgenoemde bevoegdheid gebruik te maken.
Ter zitting heeft eiseres allereerst gesteld dat verweerder ten onrechte voorafgaande toestemming als voorwaarde stelt. Eiseres voert in het verzoekschrift verder aan dat zij, indien zij een conservatieve behandeling, te weten spondylodese, dient te ondergaan, vergaande beperkingen zal ondervinden, ook na afloop van de noodzakelijke revalidatie, terwijl bij de behandeling in de Alpha-Klinik zij na zes weken weer de “oude” zal zijn.
Eiseres stelt daarbij dat de totale kosten van de behandeling in de Alpha-Klinik vele malen lager liggen dan de kosten van de conservatieve behandeling. Verweerder heeft dus ook een financieel belang bij de behandeling in de Klinik.
Voorts meent eiseres dat zij op grond van het vrije verkeer van goederen en diensten ingevolge de artikelen 49 en 50 van het EG-Verdrag in principe in Duitsland behandeld moet kunnen worden. Eiseres vindt steun voor die stellingname in het arrest van het Hof van Justitie van 12 juli 2001, USZ 2001, 261 (Geraerts-Smits en Peerbooms). Eiseres stelt dat zij aan de voorwaarden die in dat arrest zijn genoemd voor het verlenen van toestemming voor het laten uitvoeren van medische zorg in een andere lidstaat voldoet. Eiseres stelt dat het daarbij niet van belang is dat de behandelende artsen geen “Verträgsärtze” zijn.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 8, eerste lid van de Ziekenfondswet (Zfw) hebben verzekerden, voor zover daarop geen aanspraak bestaat ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, ter voorziening in hun geneeskundige verzorging aanspraak op de navolgende verstrekkingen:
a. medisch-specialistische zorg, verleend door of vanwege een ziekenhuis, al dan niet gepaard gaande met opneming gedurende het etmaal of een deel daarvan, verpleging, verzorging, paramedische hulp of farmaceutische hulp;
c. medisch-specialistische zorg, anders dan bedoeld onder a;
Ingevolge artikel 13, eerste lid van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering omvat medisch-specialistische zorg, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder c van de Zfw genees-, heel- en verloskundige zorg naar de omvang bepaald door hetgeen in de kring der beroepsgenoten gebruikelijk is.
Eiseres heeft primair aangevoerd dat verweerder in dit geval ten onrechte voorafgaande toestemming vereist voor het ondergaan van de behandeling. Daartoe is verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 6 maart 2002. Uit die uitspraak heeft eiseres afgeleid dat het toestemmingsvereiste niet gerechtvaardigd is, omdat de instandhouding van essentiële verzorgingsmogelijkheden van medische specialisten hier ten lande niet in het geding is. De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande dat bedoelde uitspraak nog niet onherroepelijk is, nu daartegen door de CZ-groep, verweerder in die zaak, hoger beroep is ingesteld. Afgezien daarvan heeft de uitspraak betrekking op extramurale zorg, meer in het bijzonder huisartsenzorg. Vooralsnog gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat meergenoemd arrest van het Europese Hof van Justitie nog onverkort van betekenis is voor de intramurale zorg, in die zin dat het overeenkomstenstelsel en verstrekking in natura, inclusief het vereiste van de voorafgaande toestemming, niet in strijd zijn met het vrije verkeer van diensten binnen de EG.
Blijkens het hierboven reeds genoemde arrest Geraerts-Smits en Peerbooms is een te ondergane behandeling in de kring der beroepsgenoten gebruikelijk, wanneer de behandeling door de internationale medische wetenschap voldoende is beproefd en deugdelijk is bevonden. Bij de invulling van dit criterium mag derhalve niet enkel en alleen worden gekeken naar hetgeen in Nederland gebruikelijk is.
Uit de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende stukken - waaronder het advies van het CVZ - is de voorzieningenrechter gebleken dat verweerder bij de toepassing van het gebruikelijkheidsvereiste heeft getoetst aan de stand van de internationale medische wetenschap en terecht heeft geconcludeerd dat geen sprake is van een verstrekking. De effectiviteit van de endoscopische herniaoperatie, zowel op basis van de internationale literatuur als naar de mening van de beroepsgroep, is voorshands onvoldoende aangetoond. Eiseres heeft daar onvoldoende tegen ingebracht. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat, daargelaten de toetsing aan het noodzaakcriterium van artikel 9, vierde lid, van de Zfw jo. artikel 1 van de Regeling hulp in het buitenland ziekenfondsverzekering, in casu niet gesproken kan worden van een verstrekking in de zin van artikel 8, eerste lid, onder c, van de Zfw, nu geen sprake is van een behandeling die (naar de stand van de internationale medische wetenschap) gebruikelijk is.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder de aanvraag van eiseres terecht afgewezen. Het beroep is derhalve ongegrond.
Gegeven deze beslissing in de hoofdzaak bestaat er geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Het daartoe strekkende verzoek wordt afgewezen.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
Verklaart het beroep ongegrond.
Wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak, voor zover daarbij op het beroep is beslist, staat voor partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.
Aldus gegeven door mr. C.J. Waterbolk, als voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2002, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.H. Peper.
Voor eensluidend afschrift,
de griffier van de Rechtbank 's-Gravenhage,
Verzonden op: