ECLI:NL:RBSGR:2002:AE1751
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de afwijzing van een asielaanvraag in het kader van de 48-uurs-procedure
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 30 januari 2002 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie. Eiser, van Sierra Leoonse nationaliteit, had op 10 januari 2002 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De Staatssecretaris heeft deze aanvraag bij beschikking van 14 januari 2002 afgewezen, waarbij eiser stelde dat de afhandeling niet binnen de wettelijk voorgeschreven 48-uurstermijn had plaatsgevonden. Eiser betoogde dat de extra tijd die de rechtshulpverlening had gebruikt voor de voorbereiding van het nader gehoor en het indienen van de zienswijze niet als 'redelijkerwijs niet benut' kon worden aangemerkt, en dat de afwijzing derhalve niet rechtsgeldig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de 48-uurs-termijn op 13 januari 2002 om 17.00 uur was verstreken, terwijl de beschikking pas op 14 januari 2002 om 19.05 uur was uitgereikt. De rechtbank oordeelde dat de extra tijd die door de rechtshulpverlening was gebruikt niet kon worden aangemerkt als tijd die redelijkerwijs niet benut kon worden voor het onderzoek naar de aanvraag. De rechtbank benadrukte dat de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vereist dat de 48-uurs-termijn strikt moet worden nageleefd.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beschikking van de Staatssecretaris en droeg deze op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser. Deze uitspraak onderstreept het belang van de strikte naleving van de 48-uurs-termijn in asielprocedures, en bevestigt dat de rechtshulpverlening niet onterecht extra tijd mag verbruiken zonder dat dit gevolgen heeft voor de termijnoverschrijding.