ECLI:NL:RBSGR:2002:AE1366

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/3385
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de voortduring van de bewaring van een Nigeriaanse vreemdeling

In deze zaak gaat het om de voortduring van de bewaring van eiseres, een Nigeriaanse vrouw, die in beroep is gegaan tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie. Eiseres werd op 18 oktober 2001 in bewaring gesteld en heeft sindsdien aangevoerd dat zij bereid is om mee te werken aan haar verwijdering naar Spanje of Nigeria. Tijdens de zitting op 24 januari 2002 heeft zij haar argumenten gepresenteerd, waaronder het feit dat zij Spaanse documenten heeft overgelegd en dat er geen zicht is op uitzetting naar Nigeria. Eiseres stelt dat verweerder met een lichter middel had kunnen volstaan, aangezien zij een vaste verblijfplaats heeft en op eigen gelegenheid naar Spanje kan terugkeren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechtmatigheid van de bewaring eerder is getoetst en dat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om haar argumenten aan te voeren. De rechtbank oordeelt dat de te laat aangevoerde argumenten niet kunnen worden meegenomen in de nieuwe beoordeling van de voortduring van de bewaring. De rechtbank concludeert dat eiseres niet beschikt over documenten om haar identiteit en nationaliteit aan te tonen en dat zij onvoldoende meewerkt aan de vaststelling hiervan. Er is echter een aanvraag voor een laissez-passer in behandeling, en de rechtbank overweegt of de Spaanse documenten van eiseres nuttig kunnen zijn voor deze aanvraag.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat er voldoende zicht op uitzetting bestaat en dat de voortduring van de bewaring niet in redelijkheid ongerechtvaardigd is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.M. van Hoof en openbaar uitgesproken op 28 januari 2002, met mr. H. Siragedik als griffier.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
Nevenzittingsplaats Arnhem
Vreemdelingenkamer
Registratienummer: 02/3385
Datum uitspraak: 28 januari 2002
Uitspraak
ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 96, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in de zaak van de vreemdeling, genaamd althans zich noemende,
A,
geboren op [...] 1970,
van Nigeriaanse nationaliteit,
eiseres,
gemachtigde mr. J. van Appia,
tegen
DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
verweerder,
gemachtigde mr. W.J. van Blaricum, ambtenaar bij de IND.
De beoordeling
1. Eiseres wordt geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot voortduring van de met ingang van 18 oktober 2001 aan haar opgelegde bewaring, omdat verweerder bij brief van 14 januari 2002 aan de rechtbank kennis heeft gegeven van het voortduren daarvan sinds de uitspraak van 17 december 2001. Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 24 januari 2002. Partijen zijn verschenen bij gemachtigde.
2. Aangezien de rechtmatigheid van de bewaring reeds eerder in rechte is getoetst, dient thans getoetst te worden of verdere toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
3. Namens eiseres is aangevoerd dat de voortduring van de bewaring onrechtmatig is. Daartoe is aangevoerd dat eiseres reeds bij het gehoor op 18 oktober 2001 heeft verklaard haar medewerking te willen verlenen aan haar verwijdering naar Spanje of Nigeria. Zij heeft daarvoor haar onvervalste Spaanse documenten afgegeven aan de politie. Verder zijn er geen aanwijzingen dat de Nigeriaanse autoriteiten een laissez-passer (LP) zullen afgeven, waardoor zicht op uitzetting ontbreekt. Voorts had verweerder een lichter middel dan bewaring moeten aanwenden, nu eiseres een vaste verblijfplaats bij haar vriend had en deze vriend haar tevens onderhield. Bovendien kan eiseres met de Spaanse papieren op eigen houtje terugkeren naar Spanje.
4. De rechtbank oordeelt dat bij de eerdere toetsing van de bewaring eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om bovenstaande argumenten aan te voeren en derhalve ook had behoren aan te voeren, nu de feiten reeds bekend waren ten tijde van de eerdere procedure. Om die reden kunnen deze te laat aangevoerde argumenten niet alsnog worden betrokken bij deze nieuwe beoordeling van de rechtmatigheid van de voortduring van de bewaring.
5. De rechtbank stelt vast, dat eiseres niet beschikt over documenten waarmee zij haar identiteit en nationaliteit kan aantonen, dat eiseres onvoldoende meewerkt aan de vaststelling van haar identiteit en nationaliteit, dat een aanvraag voor een LP in behandeling is genomen en dat verweerder voldoende informeert naar de voortgang daarvan. Overweging verdient echter om na te gaan of de Spaanse documenten van eiseres dienstig kunnen zijn bij de LP-aanvraag voor Nigeria.
6. Gezien het voorgaande bestaat thans voldoende zicht op uitzetting. Mede gezien de duur daarvan is de voortduring van de bewaring bij afweging van alle daarbij betrokken belangen derhalve niet in redelijkheid ongerechtvaardigd. Het beroep zal daarom ongegrond verklaard worden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.M. van Hoof en in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2002 in tegenwoordigheid van mr. H. Siragedik als griffier.
de griffier de rechter
Tegn deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open
Afschrift verzonden: 29 januari 2002