ECLI:NL:RBSGR:2002:AE1366
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van de voortduring van de bewaring van een Nigeriaanse vreemdeling
In deze zaak gaat het om de voortduring van de bewaring van eiseres, een Nigeriaanse vrouw, die in beroep is gegaan tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie. Eiseres werd op 18 oktober 2001 in bewaring gesteld en heeft sindsdien aangevoerd dat zij bereid is om mee te werken aan haar verwijdering naar Spanje of Nigeria. Tijdens de zitting op 24 januari 2002 heeft zij haar argumenten gepresenteerd, waaronder het feit dat zij Spaanse documenten heeft overgelegd en dat er geen zicht is op uitzetting naar Nigeria. Eiseres stelt dat verweerder met een lichter middel had kunnen volstaan, aangezien zij een vaste verblijfplaats heeft en op eigen gelegenheid naar Spanje kan terugkeren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechtmatigheid van de bewaring eerder is getoetst en dat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om haar argumenten aan te voeren. De rechtbank oordeelt dat de te laat aangevoerde argumenten niet kunnen worden meegenomen in de nieuwe beoordeling van de voortduring van de bewaring. De rechtbank concludeert dat eiseres niet beschikt over documenten om haar identiteit en nationaliteit aan te tonen en dat zij onvoldoende meewerkt aan de vaststelling hiervan. Er is echter een aanvraag voor een laissez-passer in behandeling, en de rechtbank overweegt of de Spaanse documenten van eiseres nuttig kunnen zijn voor deze aanvraag.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat er voldoende zicht op uitzetting bestaat en dat de voortduring van de bewaring niet in redelijkheid ongerechtvaardigd is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.M. van Hoof en openbaar uitgesproken op 28 januari 2002, met mr. H. Siragedik als griffier.