ECLI:NL:RBSGR:2002:AE0893

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/40759, 01/40765
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.J. Buijsman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de 'Sichere Drittstaatenregelung' in asielprocedures

In deze zaak hebben eisers, een echtpaar en hun meerderjarige dochter van Kazachstaanse nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvragen zijn door de Staatssecretaris van Justitie, vertegenwoordigd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst, afgewezen. De rechtbank te 's-Gravenhage heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij zonder inhoudelijke beoordeling van hun asielrelaas door Duitsland, met toepassing van de 'Sichere Drittstaatenregelung' aan Polen zullen worden overgedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de 'Sichere Drittstaatenregelung' niet op eisers van toepassing is, omdat zij ten tijde van hun inreis in Polen houder waren van een 'Aufenthaltgenehmigung' voor Duitsland. Dit betekent dat de overdracht aan Duitsland niet in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een kostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 8 maart 2002, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Zittingsplaats Zwolle
Vreemdelingenkamer
regnr.: Awb 01/40759 en 01/40765
UITSPRAAK
inzake: A,
geboren op [...] 1961,
B,
geboren op [...] 1958,
echtelieden,
en hun meerderjarige dochter
C,
geboren op [...] 1980,
mede ten behoeve van haar minderjarige kind,
allen van Kazachstaanse nationaliteit,
IND dossiernummer 0101.23.8082,
gemachtigde: mr. C.J. van der Waarde, advocaat te Dordrecht,
eisers;
tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. ing. M.E. Minkes, ambtenaar ten departemente.
1 Procesverloop
1.1 Op 23 januari 2001 hebben eisers aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij beschikkingen van 15 augustus 2001 heeft verweerder de aanvragen niet ingewilligd.
1.2 Bij beroepschrift van 20 augustus 2001 hebben eisers beroep ingesteld tegen deze beschikkingen. Het beroep is ter zitting van 28 september 2001 behandeld. Ter zitting is het onderzoek met instemming van partijen geschorst, omdat de tolk in de Russische taal eisers daags voor de zitting had afgebeld. Het beroep is vervolgens behandeld ter zitting van 3 oktober 2001. Eisers zijn daarbij verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2 Toetsingskader
2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikkingen toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kunnen doorstaan.
Daarbij zullen worden betrokken – voor zover aanwezig – de door verweerder ingebrachte feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 83, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) alsmede het standpunt van verweerder ter zake van de vraag of andere na de beschikkingen opgekomen feiten en omstandigheden aanleiding zijn voor handhaving, wijziging of intrekking van deze besluiten.
3 Standpunten
3.1 Verweerder heeft de aanvragen niet ingewilligd omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen. Eisers zijn Nederland met een Duits Schengenvisum ingereisd. De overdracht van eisers aan Duitsland is niet in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Duitsland zal pas tot verwijdering naar Kazachstan overgaan nadat is vastgesteld dat dit geen schending van artikel 3 EVRM oplevert.
3.2 Eisers stellen zich op het standpunt dat overdracht aan Duitsland in strijd is met artikel 3 EVRM. Omdat eisers, blijkens inreisstempels welke de Poolse autoriteiten in hun paspoorten hebben geplaatst, Duitsland via Polen zijn ingereisd, dient er rekening mee te worden gehouden dat eisers met toepassing van de 'Sichere Drittstaatenregelung' naar Polen zullen worden verwijderd, zonder dat hun asielaanvragen inhoudelijk door Duitsland zijn behandeld. Niet uit te sluiten valt dat eisers op deze wijze "doorverwijderd" zullen worden naar hun land van herkomst.
4 Overwegingen
4.1 Een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vw 2000 wordt afgewezen indien een ander land, partij bij het Vluchtelingenverdrag ingevolge een verdrag of een dit land en Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag (artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a Vw2000).
4.2 De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat niet aannemelijk is dat eisers, zonder inhoudelijke beoordeling van hun asielrelaas door Duitsland, met toepassing van de 'Sichere Drittstaatenregelung' door Duitsland aan Polen zullen worden overgedragen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gemotiveerd dat de 'Sichere Drittstaatenregelung' niet op eisers van toepassing is. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Paragraaf 26a, eerste lid, van het (Duitse) Asylverfahrensgesetz, waarin de 'Sichere Drittstaatenregelung' is neergelegd, bepaalt het volgende:
(1) Ein Ausländer, der aus einem Drittstaat im Sinne des Artikels 16a Abs. 2 Satz 1 des Grundgesetzes (Sicheres Drittstaat) eingereist ist, kann sich nicht auf Artikel 16a Abs. 1 des Grundgesetzes berufen. Er wird nich als Asylberechtigter anerkannt. Satz 1 gilt nicht, wenn
1. der Ausländer im Zeitpunkt seiner Einreise in den sicheren Drittstaat im Besitz einer Aufenthaltsgenehmigung für die Bundesrepublik Deutschland war,
2. (........)
3. (........)
Uit het voorgaande volgt dat, indien moet worden aangenomen dat eisers ten tijde van hun inreis in Polen houder waren van een "Aufenthaltgenehmigung" voor de Bondsrepubliek Duitsland, de 'Sichere Drittstaatenregelung' niet op hen van toepassing is. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bepalingen van het (Duitse) Ausländergesetz, dat in deze zaak als produktie is ingebracht, dat het door Duitsland aan eisers verleende visum naar Duits recht een "Aufenthaltsgenehmigung" is, in de zin van voornoemd artikel 26a, eerste lid, van het (Duitse) Asylverfahrensgesetz. Uit de bepalingen van het Ausländergesetz blijkt dat het begrip "Aufenthaltsgenehmigung" naar Duits vreemdelingenrecht een zeer ruim begrip is, waaronder ook visa vallen. Zo blijkt uit paragraaf 7, derde lid, van het Ausländergesetz dat zelfs een transitvisum onder dit begrip valt.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, eisers vanwege het door de Duitse autoriteiten aan hen verleende visum, ten tijde van hun inreis in Polen naar Duits recht houders waren van een "Aufenthaltsgenehmigung", zodat de 'Sichere Drittstaatenregelung' niet op hen van toepassing is. Derhalve is niet aannemelijk geworden dat de overdracht van eisers aan Duitsland, vanwege het risico van doorverwijdering, in strijd is met het bepaalde in artikel 3 EVRM.
4.3 Ook overigens is niet gebleken van omstandigheden die zich tegen overdracht aan Duitsland verzetten.
4.4 Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
4.5 Er bestaat geen aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5 Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Buijsman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. A. van der Weij als griffier, op 8 maart 2002
_________________________________________________________________________
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage. Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Bij indiening van het hoger beroep dient een afschrift van de bestreden uitspraak worden overgelegd. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: 8 maart 2002