ECLI:NL:RBSGR:2002:AE0883
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en procesbelang bij wijziging van de Vreemdelingenwet
In deze zaak heeft eiser, een Afghaanse nationaliteit, beroep ingesteld tegen een besluit van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) waarin zijn aanvraag om toelating als vluchteling werd afgewezen. Eiser had eerder een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (vvtv) gekregen, die per 1 april 2001 is omgezet in een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank moest beoordelen of eiser nog een rechtens te honoreren belang had bij het doorprocederen over zijn vluchtelingenstatus, nu de wetgeving per 1 april 2001 was gewijzigd.
De rechtbank oordeelde dat na een eventuele vernietiging van het besluit, bij het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar nieuw recht moet worden toegepast. Dit houdt in dat de toetsing ex nunc moet plaatsvinden, wat betekent dat de nieuwe wetgeving van toepassing is op de beoordeling van het bezwaar. De rechtbank stelde vast dat de wetgever bewust had gekozen voor onmiddellijke werking van de nieuwe wet, ook voor lopende procedures. Dit leidde tot de conclusie dat eiser geen belang meer had bij het beroep, omdat hij inmiddels een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had gekregen.
De rechtbank benadrukte dat de wijziging van de regelgeving niet alleen betrekking had op de feiten en omstandigheden, maar ook op de van toepassing zijnde regelgeving en het geldende beleid. De rechtbank vond dat de benadeling die eiser door de wetswijziging ondervond relatief gering was en dat er geen reden was om af te wijken van de wil van de wetgever. Eiser had geen rechtens te honoreren belang bij een uitspraak over zijn vluchtelingschap, omdat de rechtbank geen oordeel kon vellen over de vraag of hij terecht niet als vluchteling was toegelaten. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van actueel procesbelang.