ECLI:NL:RBSGR:2002:AE0877
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Libische eiser en risico op mensenrechtenschending bij terugkeer naar Libië
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 7 maart 2002 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Libische eiser, geboren in 1971. De eiser had op 24 januari 2001 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) op 4 mei 2001 was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 februari 2002, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. C.J. Looijen, en de IND werd vertegenwoordigd door mr. A.A. Spoel.
De eiser heeft betoogd dat hij bij terugkeer naar Libië het risico loopt op ondervraging en detentie door de Libische autoriteiten, vanwege zijn langdurig verblijf in het buitenland zonder medeweten van de Libische overheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de Libische autoriteiten een algemeen ambtsbericht hebben verstrekt over de mensenrechtensituatie in Libië, en dat de IND geen tegenstrijdige informatie heeft ingebracht. De rechtbank oordeelt dat het asielrelaas van de eiser niet ongeloofwaardig is, en dat er een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bij terugkeer naar Libië.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de IND opnieuw op het bezwaar moet beslissen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens is de IND veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn begroot op 644 euro. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. A. van der Weij.