ECLI:NL:RBSGR:2002:AE0300

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/7394
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring van vreemdeling door niet tijdig horen

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 februari 2002 uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de bewaring van een vreemdeling van Indiase afkomst. De vreemdeling was niet binnen de wettelijke termijn gehoord op zijn eerste beroep, omdat hij niet was aangevoerd voor de zitting. De rechtbank oordeelde dat de bewaring om deze reden onrechtmatig was en heeft deze opgeheven. De rechtbank stelde vast dat er geen ruimte was voor het toekennen van schadevergoeding, aangezien het niet tijdig horen slechts tot schadevergoeding kan leiden als de bewaring voortduurt na de termijn van artikel 94, tweede lid, tweede volzin van de Vreemdelingenwet 2000. In dit geval werd de bewaring opgeheven op dezelfde dag dat de termijn verstreek, waardoor er geen aanleiding was voor schadevergoeding.

Daarnaast wees de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling af. De rechtbank oordeelde dat noch het beroepschrift, noch hetgeen ter zitting was aangevoerd, had kunnen leiden tot gegrondverklaring van het beroep. De beslissing was uitsluitend gebaseerd op de ambtshalve overweging dat de vreemdeling ten onrechte niet was aangevoerd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, beval de opheffing van de maatregel van bewaring, en wees zowel het verzoek om schadevergoeding als het verzoek om proceskosten af. De uitspraak is gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens, lid van de enkelvoudige kamer, met J.A. de Kievit-Tempels als griffier. De gemachtigde van de vreemdeling was mr. D.S. Urcun, en de Staatssecretaris van Justitie was vertegenwoordigd door mr. J. Laros.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
reg.nr.: AWB 02/7394 VRWET
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ingevolge
artikel 8:67 Algemene wet bestuursrecht
Inzake het beroepschrift d.d. 28 januari 2002 op grond van artikel 8:1 Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 93 Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000) en inzake de kennisgeving d.d. 28 januari 2002 op grond van artikel 94 Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000) met betrekking tot de vreemdeling:
A,
geboren op [...] 1983 van gestelde Indiase nationaliteit,
thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Tilburg
bijgestaan door mr. D.S. Urcun, advocaat te Rotterdam (gemachtigde).
1. Zitting
Datum: 4 februari 2002.
Zitting hebben:
mr. M.C.J.A. Huijgens, lid van de enkelvoudige kamer,
J.A. de Kievit-Tempels, griffier.
Ter zitting zijn verschenen:
de gemachtigde van de vreemdeling alsmede
de Staatssecretaris van Justitie (verweerder) bij gemachtigde mr. J. Laros.
Na het onderzoek ter zitting te hebben gesloten, doet de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak als onder 4. vermeld.
2. Feiten
Op 25 januari 2002 heeft verweerder de vreemdeling een maatregel als bedoeld in artikel 59 Vw2000 opgelegd.
3. Gronden
Ingevolge artikel 94, vierde lid, Vw2000 staat ter beoordeling of het besluit tot oplegging van de onderwerpelijke vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
Ingevolge artikel 94, tweede lid, tweede volzin, Vw2000, vindt de zitting uiterlijk op de zevende dag na ontvangst van het beroepschrift dan wel de kennisgeving plaats. Ingevolge de derde volzin van dit artikellid roept de rechtbank de vreemdeling op om in persoon dan wel in persoon bij raadsman en Onze Minister om bij gemachtigde te verschijnen teneinde te worden gehoord.
Bij schrijven van 1 februari 2002 is de vreemdeling opgeroepen in persoon ter zitting te verschijnen. Hij is niet ter zitting verschenen, omdat hij - hoewel op 31 januari 2002 een transportorder is gegeven - niet naar de rechtbank is vervoerd. De rechtbank overweegt dat deze omstandigheid niet voor risico van betrokkene behoort te komen. Nu voorts vast staat dat hij niet binnen de termijn van artikel 94, tweede lid, tweede volzin, door de rechtbank kan worden gehoord, is de rechtbank van oordeel dat de bewaring in strijd is met die bepaling en daarom dient te worden opgeheven.
De gemachtigde van de vreemdeling heeft desgevraagd gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank is van oordeel dat de bewaring van de vreemdeling, afgezien van het feit dat hij niet tijdig door de rechtbank kon worden gehoord, rechtmatig was.
De bewaring als zodanig levert daarom geen grond op voor schadevergoeding. Het niet tijdig horen kan slechts tot schadevergoeding leiden indien de bewaring voortduurt na de dag waarop de termijn van artikel 94, tweede lid, tweede volzin, Vw2000, is verstreken. Deze termijn eindigt heden, terwijl ook heden de bewaring wordt opgeheven. Gelet hierop is er geen aanleiding voor toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank ziet eveneens geen aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door de vreemdelinge gemaakte proceskosten. Het beroepschrift noch hetgeen ter zitting is aangevoerd heeft kunnen leiden tot gegrond verklaring van het beroep. Dit is uitsluitend geschied op de ambtshalve overweging dat de vreemdeling ten onrechte niet is aangevoerd. Onder deze omstandigheid is er geen aanleiding voor toekenning van proceskosten.
4. Beslissing
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage:
RECHT DOENDE:
1. verklaart het beroep gegrond;
2. beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring;
3. wijst het verzoek om schadevergoeding af;
4. wijst het verzoek om proceskosten af.
5. Rechtsmiddel
Krachtens artikel 95 Vw2000 staat tegen deze uitspraak voor zover het betreft het beroep tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel voor partijen hoger beroep open.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier.
Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd.
Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag.
Voor zover in deze uitspraak is beslist op het verzoek om schadevergoeding staat daartegen krachtens artikel 84 aanhef en onder d Vw2000 geen hoger beroep open.
afschrift verzonden op: