ECLI:NL:RBSGR:2002:AE0026
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het voortgezet verblijf van een vreemdeling met een feitelijke gezinsband
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 30 januari 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Turkse nationaliteit, en de Staatssecretaris van Justitie, vertegenwoordigd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Eiseres kwam in 1991 naar Nederland voor verblijf bij haar ouders en verkreeg een verblijfsstatus op basis van artikel 10, tweede lid, van de Vreemdelingenwet (Vw). Na een periode van studie in Turkije keerde zij in 1998 terug naar Nederland en diende in 1999 een aanvraag in voor een vergunning tot verblijf. Deze aanvraag werd door de vreemdelingendienst buiten behandeling gesteld omdat eiseres niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en volgens verweerder haar verblijfsstatus was vervallen door haar vertrek naar Turkije.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Eiseres betoogde dat haar gezinsband met haar ouders niet was verbroken en dat zij financieel door hen werd onderhouden tijdens haar studie in Turkije. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had onderbouwd dat de gezinsrelatie was verbroken. De rechtbank concludeerde dat eiseres haar status had behouden tot haar meerderjarigheid en dat de aanvraag ten onrechte buiten behandeling was gesteld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke gezinsband en de omstandigheden waaronder een verblijfsstatus kan vervallen. De rechtbank heeft de relevante bepalingen uit de Vreemdelingenwet en de Vreemdelingencirculaire in haar overwegingen betrokken en heeft de belangen van de eiseres in het kader van het verblijfsrecht gewogen.