ECLI:NL:RBSGR:2002:AD9285

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG 02/78
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.S.W. Holtrop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van voorschot op kosten van rechtsbijstand in aansprakelijkheidskwestie

In deze zaak, die op 13 februari 2002 door de Rechtbank 's-Gravenhage is behandeld, vorderde de besloten vennootschap Holding B.V. (hierna: [eiser]) betaling van een voorschot op kosten van rechtsbijstand van de naamloze vennootschap Nationale-Nederlanden Schadeverzekeringsmaatschappij N.V. (hierna: Nationale Nederlanden). De vordering was het gevolg van een aansprakelijkheidskwestie die voortvloeide uit de verkoop van whirlpools door [eiser], waarbij een uitbraak van de Legionellabacterie plaatsvond op een beurs in Bovenkarspel. [eiser] had in 1988 een verzekering afgesloten bij Nationale Nederlanden, maar deze weigerde dekking te verlenen voor de aansprakelijkheid die voortvloeide uit de verkoop van whirlpools, omdat dit niet onder de verzekerde hoedanigheid viel.

De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiser] voldoende aannemelijk had gemaakt dat Nationale Nederlanden toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst. Nationale Nederlanden had pas in oktober 2001 erkend dat zij ten onrechte een voorbehoud had gemaakt ten aanzien van de dekking. De rechter overwoog dat [eiser] zich niet in de positie bevond om met Nationale Nederlanden overleg te voeren over de kosten, aangezien de maatschappij pas later haar aansprakelijkheid erkende. De vordering tot betaling van het voorschot werd toegewezen, terwijl de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen.

De voorzieningenrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en veroordeelde Nationale Nederlanden in de kosten van het geding. Dit vonnis is gewezen door mr. J.S.W. Holtrop en uitgesproken ter openbare zitting op 13 februari 2002.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 13 februari 2002,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 02/78 van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] Holding B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Heerhugowaard,
eiseres,
procureur mr. W. Taekema,
advocaat mr. J. van Rhijn te Alkmaar,
tegen:
de naamloze vennootschap
Nationale-Nederlanden Schadeverzekeringsmaatschappij N.V.,
gevestigd/kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
advocaat mr. W.J. Hengeveld te Rotterdam.
Partijen worden hierna ook aangeduid als [eiser] en Nationale Nederlanden.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 6 februari 2002 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
- [eiser] en Nationale Nederlanden hebben in 1988 een overeenkomst gesloten ter verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid. Het polisnummer van die overeenkomst is 87-72312314.
- De polis van deze overeenkomst vermeldde dat [eiser] handelde in kampeerauto's, respectievelijk kampeerauto's verhuurde. De maximaal verzekerde som bedroeg
¦ 1.000.000,-- (€ 453.780,22) per gebeurtenis.
- [eiser] is later in whirlpools gaan handelen.
- Zij heeft in februari 1999 een whirlpool geëxposeerd op de Westfriese Flora, een beurs in Bovenkarspel.
- Volgens een onderzoek van het Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu is deze whirlpool de oorzaak geweest van de verspreiding van de zogeheten Legionellabacterie. Die bacterie heeft een groot aantal ziekte- en sterfgevallen van de bezoekers van die beurs veroorzaakt. [eiser] is terzake door slachtoffers, een nabestaande en de Consumentenbond (tevens optredende voor slachtoffers en nabestaanden) aansprakelijk gesteld.
2. De vordering., de gronden daarvoor en het verweer
[eiser] vordert - kort gezegd - veroordeling van Nationale Nederlanden tot betaling van
1. een bedrag van € 22.689,01 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2001 tot de dag der algehele voldoening.
2. een bedrag van € 680,67 wegens buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
Daartoe voert [eiser] het volgende aan:
[eiser] heeft zich met de aansprakelijkheidsstellingen van en namens de benadeelden tot Nationale Nederlanden gewend.
Gedurende anderhalf jaar heeft Nationale Nederlanden het standpunt ingenomen geen dekking te willen verlenen. Als reden werd daarvoor opgegeven dat de hoedanigheid "handelaar in wervelbaden" niet viel onder de verzekerde hoedanigheid "handel in kampeerauto's." Die wijziging zou volgens Nationale Nederlanden niet zijn doorgegeven door de tussenpersoon van [eiser] ([tussenpersoon] Assurantiën te Alkmaar). In dit afwijzende standpunt heeft Nationale Nederlanden
lange tijd volhard, hetgeen voor [eiser] betekende dat zij in de procedures aangaande haar eventuele aansprakelijkheid verweer heeft moeten voeren zonder dat dit verweer werd betaald en gecoördineerd door Nationale Nederlanden. Ook heeft [eiser] haar tussenpersoon moeten aanspreken terzake van haar nalatigheid om aan Nationale Nederlanden de wijziging van de verzekerde hoedanigheid door te geven.
Met de procedures ter bestrijding van haar aansprakelijkheid is een bedrag van minstens € 113.445,05 gemoeid geweest, een bedrag dat [eiser] niet had behoeven te betalen als Nationale Nederlanden dekking had verleend. Verder heeft [eiser] een voorlopig getuigenverhoor moeten starten tegen zowel [tussenpersoon] als Nationale Nederlanden ter beantwoording van de vraag of de verandering van de verzekerde hoedanigheid geaccepteerd zou zijn door Nationale Nederlanden als [tussenpersoon] deze had gemeld en of die wijziging - gelet op de toenmalige omstandigheden - een verzwaring van het te verzekeren risico zou hebben betekend.
Nationale Nederlanden heeft in oktober 2001 reden gezien om alsnog te erkennen dat zij ten onrechte een voorbehoud had gemaakt ten aanzien van de dekking.
Nationale Nederlanden heeft derhalve erkend dat zij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst jegens [eiser]. Nationale Nederlanden is daarom aansprakelijk jegens [eiser] en [eiser] wil daarom nu een voorschot ontvangen op de door haar voorgeschoten kosten van rechtsbijstand en andere deskundigen.
Nationale Nederlanden voert gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken
3. De beoordeling van het geschil
3.1.Het gaat in dit geding om een geldvordering.
Voor de vraag of plaats is voor toewijzing bij voorraad van een geldvordering in kort geding zal de rechter niet alleen dienen te onderzoeken of de vordering van [eiser] voldoende aannemelijk is, maar ook - kort gezegd - of een spoedeisend belang bestaat, terwijl hij bij afweging van de belangen van partijen mede het restitutierisico zal hebben te betrekken.
3.2. Dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij betaling van een voorschot is gelet op de aanzienlijke kosten die zij heeft moeten maken aannemelijk.
3.3. Voorzover hier van toepassing luidt artikel 5 van de Algemene voorwaarden aansprakelijkheidsverzekering die [eiser] met Nationale Nederlanden heeft gesloten:
"Krachtens de verzekering worden - ook boven de verzekerde som - vergoed:
- terzake van de in deze polis gedekte schade, de kosten van verweer, dat met instemming van de maatschappij wordt gevoerd, zulks óók in een eventueel door een benadeelde tegen een verzekerde aanhangig gemaakt proces, alsmede de hieruit voortvloeiende proceskosten, tot betaling waarvan de verzekerde mocht worden veroordeeld;"
3.4. Nationale Nederlanden heeft erop gewezen dat in artikel 5 voornoemd uitdrukkelijk wordt bepaald dat kosten van verweer slechts worden vergoed indien en voorzover het verweer met instemming van de maatschappij wordt gevoerd en van enig overleg over kosten geen sprake is geweest. Van voorafgaande instemming is hier geen sprake geweest.
Onweersproken is echter dat Nationale Nederlanden door [eiser] er van meet af aan van in kennis is gesteld dat zij zich genoodzaakt zag verweer te voeren. [eiser] heeft Nationale Nederlanden van de ontwikkelingen van het verloop der zaken voortdurend op de hoogte gehouden door toezending van de relevante stukken. Duidelijk is dat [eiser] zich niet in de positie bevond om met Nationale Nederlanden overleg te voeren, daar Nationale Nederlanden pas in oktober 2001 haar aansprakelijkheid heeft erkend. Aldus kan Nationale Nederlanden in redelijkheid geen beroep doen op het ontbreken van haar toestemming, te minder daar niet is gebleken van feiten op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat de maatschappij met het verweer van [eiser] en het maken van kosten op goede gronden niet zou hebben ingestemd.
Daarbij doet niet terzake dat Nationale Nederlanden aansprakelijkheid op gronden van coulance zou hebben erkend. Het vorenstaande in aanmerking nemend moet er in die omstandigheden van worden uitgegaan dat de in artikel 5 vermelde geldende voorwaarden van toepassing zijn.
3.5. Nationale Nederlanden verweert zich nog met de stelling dat zij in elk geval slechts voor dat deel van de kosten heeft bij te dragen, dat de verhouding weergeeft tussen het verzekerde bedrag van een miljoen gulden en het totaalbedrag van de tegen [eiser] ingestelde claims dat een veelvoud van de verzekerde som is. Dit verweer wordt verworpen. In de procedures tussen [eiser] en de benadeelden, en in de daaraan voorafgaande correspondentie, ging/gaat het allereerst om de aansprakelijkheidsvraag zelf - en stond/staat de causaliteit ter discussie - en zeker
niet om de omvang van de schade. Omdat een dergelijke discussie in deze zaak als wezenlijk kan worden beschouwd en - zoals juist overwogen - het voeren van verweer op dat punt niet ongerechtvaardigd is te noemen, zal Nationale Nederlanden voor de kosten van dat verweer tot het thans gevorderde bedrag aansprakelijk behoren te zijn, voorzover die betrekking hebben op de periode totdat Nationale Nederlanden in oktober 2001 haar aansprakelijkheid erkende. Ten aanzien van de kosten over de periode daarna zal eventueel overleg tussen partijen kunnen plaatsvinden. Zonder instemming daarvan van Nationale Nederlanden zal een vordering tot vergoeding niet of niet aanstonds toewijsbaar zijn.
3.6. Voldoende aannemelijk is derhalve dat [eiser] een vordering heeft op Nationale Nederlanden gelijk aan een bedrag zoals thans bij wege van voorschot wordt gevraagd.
De vordering van [eiser] tot betaling van dat voorschot zal derhalve worden toegewezen. Voor de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten is onvoldoende gesteld. Die vordering zal worden afgewezen.
3.7. Dat er een restitutierisico is, is - wat er zij van het betoog daaromtrent van de advocaat van [eiser] - niet aannemelijk.
3.8. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering als volgt zal worden toegewezen.
Nationale Nederlanden zal, als hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
Veroordeelt Nationale Nederlanden om aan [eiser] te betalen
1. een bedrag van € 22.689,01, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2001 tot aan de dag der algehele voldoening;
Veroordeelt Nationale Nederlanden in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.198,54, waarvan € 430,-- aan griffierecht en € 65,18 aan dagvaardingskosten.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S.W. Holtrop en uitgesproken ter openbare zitting van 13 februari 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.
HVH