ECLI:NL:RBSGR:2002:AD8398
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring en recht op rechtsbijstand van vreemdeling
In deze zaak gaat het om de onrechtmatige bewaring van een vreemdeling, die stelt de Franse nationaliteit te hebben. De vreemdeling is op 27 december 2001 in bewaring gesteld door de Staatssecretaris van Justitie. De gemachtigde van de vreemdeling, mr. A.C. Bosch, had zich voorafgaand aan het gehoor als raadsman gesteld en aangegeven bij het gehoor aanwezig te willen zijn. Echter, het gehoor heeft plaatsgevonden zonder zijn aanwezigheid, wat in strijd is met het recht van de vreemdeling op rechtsbijstand. De rechtbank oordeelt dat de politie de raadsman op de hoogte had moeten stellen van het voorgenomen tijdstip van het gehoor en hem de gelegenheid had moeten geven om aanwezig te zijn. De rechtbank stelt vast dat de vreemdeling niet correct is geïnformeerd over de aanwezigheid van zijn raadsman, wat leidt tot de conclusie dat de bewaring onrechtmatig is geweest.
De rechtbank heeft op 10 januari 2002 uitspraak gedaan en verklaart het beroep van de vreemdeling gegrond. De rechtbank kent de vreemdeling een schadevergoeding toe van € 90,76, gebaseerd op de normbedragen voor vrijheidsontneming. Daarnaast wordt de Staatssecretaris van Justitie veroordeeld in de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 644,37. De rechtbank benadrukt dat de vreemdeling recht heeft op rechtsbijstand en dat de procedure rondom zijn inbewaringstelling niet correct is verlopen, wat heeft geleid tot de toekenning van schadevergoeding en proceskosten.
Partijen hebben de mogelijkheid om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een termijn van één week na verzending van de uitspraak.