RECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/925167-01
rolnummer 8
's-Gravenhage, 21 januari 2002.
De rechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op 1 februari 1960 te Beheira (Egypte),
[adres]
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 7 januari 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr Hiddema, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Rijsdorp heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding impliciet primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding impliciet subsidiair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en van overheidswege wordt verpleegd.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen goed genummerd 1, te weten een bloedmonster zal worden vernietigd en dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen genummerd 7 t/m 12, te weten 1 broodzaag, 1 stuk afgebroken lemmet, 1 lemmet, 1 schilmes, 1 snoeischaar en 1 staaf (satépen) zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Tevens heeft zij gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen genummerd 2 t/m 6, te weten 2 Reebok sportschoenen, 1 blauwe broek van het merk Levi Strauss, 1 stuk kleding met schoeisel, 1 stuk kleding met schoeisel en 1 blauwgeel jack van het merk Chamonix, aan verdachte zullen worden geretourneerd.
Ten slotte heeft de officier van justitie de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gevorderd van de onder verdachte inbeslaggenomen goederen genummerd 13 t/m 20, te weten 1 deurkruk, 1 telefoontoestel, 1 kinderjurk, 1 blauwe spijkerbroek met perforatie, 1 witte damesslip, 1 witte bustehouder, 1 trui met perforaties en 1 zwarte laars met sokken.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding impliciet primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding impliciet subsidiair vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt door de rechtbank het volgende overwogen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag van zijn ex-vrouw door haar in haar woning in het bijzijn van hun kinderen en de moeder van het slachtoffer meerdere messteken in buik- en borststreek toe te brengen en haar hals te doorsnijden. De wijze waarop verdachte het slachtoffer om het leven heeft gebracht getuigt van een nietsontziende wreedheid ten opzichte van het slachtoffer en heeft veel leed en verdriet teweegebracht bij de nabestaanden van het slachtoffer. Verdachte heeft door aldus te handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de rechtsorde. Het door verdachte gepleegde feit veroorzaakt tevens gevoelens van afschuw, onrust en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank heeft voor de mate van toerekenbaarheid en bij het bepalen van de strafmaat laten meewegen hetgeen omtrent verdachte uit het rapport van de Psychiatrische Observatiekliniek Pieter Baan Centrum, opgemaakt en ondertekend d.d. 15 augustus 2001 door H.E.W. Koornstra, psycholoog, en F.R. Kruisdijk, psychiater, is gebleken.
De rapporteurs komen tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een narcistische persoonlijkheidsstoornis met theatrale trekken. Dit is een chronische invaliderende aandoening die een stempel drukt op alle levensterreinen. De generalisatie van deze stoornis buiten de directe leefsfeer met een partner is gebleken, aldus de rapporteurs. De kans op recidive in de directe leefsfeer is groot te achten. Daarbij is het totale gebrek aan ziekte-inzicht bij verdachte zeer zorgwekkend. De rapporteurs zijn van oordeel dat verdachte ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens dat het feit hem in verminderde mate kan worden toegerekend. Zij adviseren om bovengenoemde redenen de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
De rechtbank neemt de inhoud van het rapport en de daarin gegeven adviezen over en maakt die tot de hare.
Nu naar de wettelijke omschrijving op het bewezenverklaarde feit meer dan 4 jaar gevangenisstraf is gesteld en er sprake is van gevaar voor de veiligheid van anderen, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege dient te worden opgelegd.
Naast voornoemde maatregel is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf dient te worden opgelegd. Voor het bepalen van de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank enerzijds rekening gehouden met de buitengewone ernst van het feit, de maatschappelijke onrust die dat feit in de samenleving teweeg heeft gebracht en het onherstelbare leed dat de nabestaanden van het slachtoffer is aangedaan. Anderzijds heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat het met het oog op de behandeling van verdachte in een therapeutisch kader wenselijk is dat daarmee zo spoedig mogelijk een aanvang wordt gemaakt, alsmede met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 7 t/m 9, te weten 1 broodzaag, 1 stuk afgebroken lemmet en 1 lemmet verbeurdverklaren, zijnde deze voorwerpen voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien
* met behulp van deze voorwerpen het bewezenverklaarde feit is begaan.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 2 t/m 6, te weten 2 Reebok sportschoenen, 1 blauwe broek van het merk Levi Strauss, 1 stuk kleding met schoeisel, 1 stuk kleding met schoeisel en 1 blauwgeel jack van het merk Chamonix.
Onvoldoende duidelijk is geworden aan wie de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 en 10 t/m 20, te weten 1 bloedmonster, 1 schilmes, 1 snoeischaar, 1 staaf (satépen), 1 deurkruk, 1 telefoontoestel, 1 kinderjurk, 1 blauwe spijkerbroek met perforatie, 1 witte damesslip, 1 witte bustehouder, 1 trui met perforaties en 1 zwarte laars met sokken, in eigendom toebehoren en of deze voorwerpen onder verdachte in beslag zijn genomen.
De rechtbank zal, nu geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 33, 33a, 37a, 37b en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding impliciet primair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding impliciet subsidiair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 31 januari 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 2 februari 2001;
gelast voorts de terbeschikkingstelling van verdachte;
beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
verklaart verbeurd de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 7 t/m 9, te weten 1 broodzaag, 1 stuk afgebroken lemmet en 1 lemmet;
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 2 t/m 6, te weten 2 Reebok sportschoenen, 1 blauwe broek van het merk Levi Strauss, 1 stuk kleding met schoeisel, 1 stuk kleding met schoeisel en 1 blauwgeel jack van het merk Chamonix;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 en 10 t/m 20, te weten 1 bloedmonster, 1 schilmes, 1 snoeischaar, 1 staaf (satépen), 1 deurkruk, 1 telefoontoestel, 1 kinderjurk, 1 blauwe spijkerbroek met perforatie, 1 witte damesslip, 1 witte bustehouder, 1 trui met perforaties en 1 zwarte laars met sokken;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs De Vries, voorzitter,
Raeymaekers en Van Delden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Vreeling, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 januari 2002.