ECLI:NL:RBSGR:2001:ZA7082
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Nigeriaanse nationaliteit met homoseksuele vervolging in Liberia
In deze zaak heeft de president van de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 april 2001 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Verzoeker, een Nigeriaanse man, had aanvankelijk verklaard de Liberiaanse nationaliteit te bezitten, maar in het beroepschrift gaf hij aan dat hij Nigeriaan is en dat hij door de Nigeriaanse autoriteiten wordt gezocht vanwege zijn homoseksuele geaardheid. De president oordeelde dat artikel 83 van de Vreemdelingenwet 2000 vereist dat bij de beoordeling van het beroep rekening wordt gehouden met feiten die na de bestreden beschikking zijn opgekomen. Dit is in lijn met de ex nunc-toetsing die bij de beoordeling van asielverzoeken moet worden toegepast. De president benadrukte dat de aard van de AC-procedure met zich meebrengt dat verweerder kort voor de zitting kan worden geconfronteerd met nieuwe gegevens die relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag. De president oordeelde dat de aanvraag ten onrechte in de AC-procedure was afgewezen, omdat de procedure niet binnen de gestelde termijn was afgerond. De president verklaarde het beroep gegrond en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van verzoeker. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker.