ECLI:NL:RBSGR:2001:ZA7081

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 april 2001
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/13034 OVERIN H, AWB 01/13037 overin h
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke stillegging van de asielprocedure in verband met de opening van een aanmeldcentrum

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 12 april 2001 uitspraak gedaan in een geschil over de tijdelijke stillegging van de asielprocedure van een Afghaanse vreemdeling, aangeduid als verzoeker. De zaak betreft de vraag of de klok, die de termijn voor de behandeling van asielaanvragen aangeeft, gedurende tien uur stilgezet mocht worden vanwege de feestelijke opening van een nieuw aanmeldcentrum op Schiphol. De rechtbank oordeelde dat het beleid van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) niet voorziet in de mogelijkheid om de klok stil te zetten voor omstandigheden die niet gerelateerd zijn aan de behandeling van de asielaanvraag. De verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, had niet voldoende gemotiveerd waarom de stillegging noodzakelijk was en kon niet aantonen dat deze stillegging in het belang van de vreemdeling was. De rechtbank concludeerde dat de overschrijding van de termijn voor de asielprocedure voor rekening van de verweerder kwam, wat leidde tot de gegrondverklaring van het beroep van de vreemdeling. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de IND en droeg de verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de vreemdeling. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en werd de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de vreemdeling.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Haarlem
fungerend president
U I T S P R A A K
artikel 8:81 en 8:86 Algemene Wet Bestuursrecht (Awb)
artikel 71 Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
reg.nr: AWB 01/13034 OVERIN H (voorlopige voorziening)
AWB 01/13037 OVERIN H (beroepszaak)
inzake: A, geboren op [...] 1979, van gestelde Afghaanse nationaliteit, verblijvende in het Grenshospitium te Amsterdam, verzoeker,
gemachtigde: mr. A.P. van den Akker, advocaat te Amersfoort,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. N.H.A. Arkenbosch, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te 's-Gravenhage.
1. GEGEVENS INZAKE HET GEDING
1.1 Bij verzoekschrift van 1 april 2001 heeft verzoeker de president van de rechtbank verzocht zijn uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
1.2 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 10 april 2001. Daarbij hebben verzoeker en verweerder bij monde van hun gemachtigden hun standpunten nader uiteengezet. Voorts is verzoeker ter zitting gehoord.
2. OVERWEGINGEN
2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, de president van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde
spoed, gelet op de betrokken belangen, zulks vereist.
2.2 Op grond van artikel 8:86 van de Awb heeft de president na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen
aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Er bestaat in dit geval aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
2.3 De AC-procedure voorziet in een afdoening van asielaanvragen binnen 48 uur.
Deze procedure leent zich, ingevolge het door verweerder gevoerde beleid, slechts voor die zaken waarin geen tijdrovend onderzoek nodig is en waarvan binnen 48 uur op zorgvuldige wijze kan worden beoordeeld dat de aanvraag op grond
van artikel 30 of 31 Vw kan worden afgewezen.
2.4 Namens verzoeker is aangevoerd dat de 48-uurstermijn is overschreden. Verweerder heeft niet gedurende tien uur de klok kunnen stilzetten in verband met de feestelijke opening van het nieuwe Aanmeldcentrum Schiphol. De tijd die
met de opening van het Aanmeldcentrum gemoeid is geweest moet aan verweerder worden toegerekend.
2.5 De president gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende (deels ambtshalve bekende) feiten.
Bij brief van 27 maart 2001 heeft verweerder de SRA en andere ketenpartners bericht dat in verband met de feestelijke opening van het nieuwe pand van het Aanmeldcentrum (o.m.) het proces op 30 maart 2001 om 12:00 uur zal worden
stilgelegd. Tevens is bericht dat gelet op andere activiteiten binnen de Regionale Directie Noord-West het proces pas op 31 maart 2001 om 08:00 uur zal worden hervat.
Bij brief van 30 maart 2001 heeft de SRA verweerder bericht dat de mededeling met betrekking tot het opschuiven van de procestijd ter kennisgeving is aangenomen. Daarbij is aangegeven dat het rechtsbijstandverleners vrij staat in de
eigen zaak bezwaar te maken tegen deze opschuiving van procestijd.
2.6 De president oordeelt als volgt.
Uitgangspunt van de AC-procedure is dat binnen 48 uur op de asielaanvraag wordt beslist. Indien verweerder hier niet in slaagt, wordt de asielzoeker doorgezonden naar een OC. In bepaalde gevallen kan blijkens het op de aanvraag van
toepassing zijnde (in de Vc 1994 neergelegde) beleid tijdens de behandeling van de asielaanvraag de klok worden stilgezet. Zulks geldt voor de situatie waarin de asielzoeker meer tijd gebruikt voor de voorbereiding van het nader
gehoor dan hem ingevolge het beleid is gegund of waarin de vreemdeling de voorkeur geeft aan een lijfelijk aanwezige tolk, in de situatie waarin die ondanks inspanningen van rechtshulp en verweerder niet tijdig aanwezig is. Het gaat
hier naar het oordeel van de president om omstandigheden die de behandeling van het asielverzoek betreffen.
Het beleid voorziet evenwel niet in de mogelijkheid de klok stil te zetten in andere, niet aan de behandeling van de asielaanvraag gerelateerde, omstandigheden.
Dit betekent niet dat verweerder nooit zou mogen afwijken van dit beleid. In voor de belanghebbende positieve zin is dit neergelegd in artikel 4:84 Awb. Van een dergelijke situatie is hier echter geen sprake. De onderhavige
afwijking van het beleid houdt immers in dat de desbetreffende vreemdeling langer dan normaal gesproken het geval zou zijn geweest in het Aanmeldcentrum moet verblijven.
In het geval dat niet ten gunste van de betrokkene wordt afgeweken van het beleid zal die afwijking zeer goed moeten worden gemotiveerd. Daarin is verweerder in het onderhavige geval niet geslaagd.
2.7 Bij dit oordeel heeft de president het volgende in overweging genomen. Gesteld noch gebleken is dat het stilleggen van het proces gedurende tien uur noodzakelijk was teneinde het nieuwe Aanmeldcentrum te kunnen openen.
Verweerder had immers ook kunnen verkiezen de instroom in het Aanmeldcentrum op zodanige wijze te reguleren dat individuele asielverzoeken in de betreffende periode zonder vertraging konden worden behandeld. Zulks is ook geschied
tijdens de feitelijke verhuizing naar het nieuwe Aanmeldcentrum, naar de president ambtshalve bekend is. Voorts is niet gebleken waarom niet kon worden voorzien in een (minimale) bezetting van het Aanmeldcentrum, zodat het proces
doorgang kon vinden. Evenmin heeft verweerder ter zitting kunnen aangeven waarom het stilleggen van het proces gedurende tien uren noodzakelijk was en waarom niet kon worden volstaan met een kortere stillegging van het proces. De
omstandigheid dat asielzoekers soms verkiezen een extra nacht in het Aanmeldcentrum door te brengen teneinde een second opinion te krijgen over hun asielverzoek doet daaraan, anders dan verweerder heeft betoogd, niet af. In die
gevallen kiest de vreemdeling zelf voor een extra nacht op het Aanmeldcentrum en houdt die beslissing bovendien rechtstreeks verband met zijn asielaanvraag.
2.8 Verweerder heeft ter zitting betoogd dat het stilleggen van het proces is geschied op grond van een eerdere afspraak tussen verweerder en rechtshulp dat onder bijzondere omstandigheden de klok kan worden stilgezet. Verweerder
heeft in dit verband gewezen op de aangepaste proces-uren tijdens de Kerst.
Daargelaten of een dergelijke afspraak geacht kan worden alle rechtshulpverleners in het Aanmeldcentrum te binden, is de president van oordeel dat niet is gebleken dat die afspraak zou inhouden dat verweerder eenzijdig kan bepalen
of van dergelijke bijzondere omstandigheden sprake is. De rechtshulp, althans een deel daarvan, stelt zich op het standpunt dat een feestelijke opening van het nieuwe Aanmeldcentrum niet als een dergelijke bijzondere omstandigheid
kan worden aangemerkt.
Dat tijdens de Kerst geen bezwaar is gemaakt tegen de bekorting van de openingstijden op het Aanmeldcentrum, maakt dit niet anders. Deze situatie is immers niet gelijk te stellen aan de onderhavige, reeds nu tijdens de Kerst sprake
is van een gemeenschappelijk (voor alle ketenpartners geldend) belang ten aanzien van nationale feestdagen. Overigens is daar de sluiting beperkt gebleven tot een geringer aantal uren over meerdere dagen verspreid.
Voorzover verweerder zich op het standpunt stelt dat rechtshulp het recht heeft 'verwerkt' op te komen tegen het stilleggen van het proces omdat niet (bij monde van de SRA) onmiddellijk over het stilleggen van het proces is
geklaagd, kan de president verweerder hierin niet volgen, reeds nu in het schrijven van de SRA van 30 maart 2001 uitdrukkelijk is gewezen op het feit dat het de rechtsbijstandverleners vrij staat in eigen zaken bezwaar te maken
tegen het opschuiven van procestijd.
2.9 Het voorgaande voert tot de slotsom dat de tijd op 30 maart 2001 tussen 12:00 en 22:00 voor rekening van verweerder moet komen.
Voor de onderhavige zaak brengt dit met zich mee dat de AC-procedure ruim 55 uren heeft geduurd en derhalve sprake is van een termijnoverschrijding.
2.10 Uit het voorgaande volgt dat de aanvraag ten onrechte in de AC-procedure is afgewezen. Het beroep tegen de afwijzende beschikking op de asielaanvraag van verzoeker zal dan ook gegrond worden verklaard. Gegeven deze beslissing
bestaat geen aanleiding meer voor toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening.
2.11 In dit geval is aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten, zulks met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten zijn
op voet van het bepaalde in het bovengenoemde Besluit vastgesteld op ƒ 2.130,-- (1 punt voor het verzoekschrift, 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1). Aangezien ten behoeve van
verzoeker een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge het tweede lid van artikel 8:75 Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier.
3. BESLISSING
De fungerend president:
3.1 verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit van 1 april 2001;
3.2 draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van 29 maart 2001;
3.3 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten ad ƒ 2.130,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem, moet voldoen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. de Rooij, fungerend president en uitgesproken in het openbaar op 12 april 2001, in tegenwoordigheid van mr. M.M.J. Daams als griffier.
afschrift verzonden op: 12 april 2001
RECHTSMIDDEL
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, postbus 16113, 2500 BC, 's-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het
indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen een week na verzending van de uitspraak door de griffier.