ECLI:NL:RBSGR:2001:ZA7046

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 mei 2001
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/17535 VRONTO A3
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.H.B.M. Potters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige inbewaringstelling van Hongaarse vreemdeling na negatieve asielbeschikking

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 7 mei 2001 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Hongaarse vreemdeling en de Staatssecretaris van Justitie. De vreemdeling had op 28 april 2001 een negatieve beschikking ontvangen op zijn asielaanvraag, waarbij hem was opgedragen Nederland binnen 24 uur te verlaten. Bij gebreke hiervan zou hij kunnen worden uitgezet. De beschikking werd op 29 april 2001 om 8.20 uur aan de vreemdeling uitgereikt. Echter, op dezelfde dag om 10.05 uur werd de vreemdeling in bewaring gesteld op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000). De rechtbank oordeelde dat deze inbewaringstelling niet verenigbaar was met de aan de vreemdeling gegunde vertrektermijn van 24 uur, waarin geen uitzetting zou plaatsvinden. Hierdoor werd de inbewaringstelling als onrechtmatig beschouwd en moest deze met onmiddellijke ingang worden opgeheven.

De rechtbank heeft tevens geoordeeld dat de Staatssecretaris van Justitie verantwoordelijk was voor de proceskosten die de vreemdeling had gemaakt. Deze kosten, vastgesteld op ƒ 710,-- voor rechtsbijstand, dienden door de Staat der Nederlanden aan de griffier te worden vergoed. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de vreemdeling, zijn gemachtigde mr. H.K. Westerhof, en de gemachtigde van de Staatssecretaris, mr. Y.E.A.M. van Hal. De rechtbank heeft de beslissing mondeling uitgesproken, waarbij de rechter mr. E.H.B.M. Potters en griffier W.G.M. de Boer aanwezig waren.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ’s-GRAVENHAGE
ZITTINGHOUDENDE TE ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Zaaknummer: AWB 01/17535 VRONTO A3
Uitspraak van de rechtbank ingevolge artikel 94 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000) in het geschil tussen:
A (alias A), volgens zijn verklaring geboren op [...] 1961 en van Hongaarse nationaliteit, thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Tilburg, de vreemdeling,
en
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
Bij kennisgeving ex artikel 94, eerste lid, van de Vw van 1 mei 2001, diezelfde datum ontvangen ter griffie van de rechtbank, heeft verweerder bericht dat de vreemdeling sedert drie dagen in bewaring verblijft zonder beroep te
hebben ingesteld tegen de inbewaringstelling.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 7 mei 2001.
De vreemdeling is in persoon verschenen, bijgestaan door vreemdelingzijn gemachtigde mr. H.K. Westerhof, advocaat te Dordrecht.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. Y.E.A.M. van Hal.
Als tolk in de Hongaarse taal was aanwezig K. Clarijs.
Gezien de stukken en gehoord het verhandelde ter zitting is de rechtbank tot de navolgende beslissing gekomen:
De rechtbank,
verklaart het beroep tegen de bewaring gegrond;
beveelt de opheffing van de maatregel tot vrijheidsontneming ex artikel 59 van de Vw2000 van de vreemdeling met ingang van 7 mei 2001;
veroordeelt verweerder in de zijdens de vreemdeling gemaakte proceskosten, vastgesteld op ƒ 710,-- te vergoeden door de Staat der Nederlanden, te voldoen aan de griffier.
Daartoe is het volgende overwogen.
De rechtbank stelt vast dat op 28 april 2001 een negatieve beschikking is gegeven op de door de vreemdeling ingediende asielaanvraag. Bij deze beschikking is bepaald dat de vreemdeling Nederland binnen 24 uur dient te verlaten, bij
gebreke waarvan hij kan worden uitgezet.
Deze beschikking is op 29 april 2991 om 8.20 uur aan de vreemdeling uitgereikt.
Vervolgens is de vreemdeling op 29 april 2001 om 10.05 uur in bewaring gesteld op de in artikel 59, tweede lid, van de Vw2000 bedoelde grond.
De rechtbank is van oordeel dat deze inbewaringstelling zich niet verdraagt met de aan de vreemdeling gegunde vertrektermijn van 24 uur, waarbinnen geen uitzetting zou plaatsvinden. De inbewaringstelling moet dan ook onrechtmatig
worden geacht en dient met onmiddellijke ingang te worden opgeheven.
De rechtbank acht voorts termen aanwezig verweerder onder toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door de vreemdeling gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het
Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal ƒ 710,-- voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
* 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
* waarde per punt ƒ 710,--;
* wegingsfactor 1.
Aangezien ten behoeve van de vreemdeling een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier van de
rechtbank.
Aldus gewezen en mondeling uitgesproken door mr. E.H.B.M. Potters als rechter op 7 mei 2001 in tegenwoordigheid van W.G.M. de Boer als griffier.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
de griffier de rechter