ECLI:NL:RBSGR:2001:ZA7045
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vrijheidsontneming en schadevergoeding in vreemdelingenzaak
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 11 mei 2001, gaat het om de vreemdeling A, geboren in 1979 en van Liberiaanse nationaliteit, die in bewaring is gesteld op 8 december 2000. De vreemdeling heeft op 3 mei 2001 beroep ingesteld tegen het voortduren van de vrijheidsontneming. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, heeft verzuimd om de rechtbank tijdig op de hoogte te stellen van het voortduren van de bewaring, zoals vereist door artikel 96 juncto artikel 121, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000). Dit verzuim heeft geleid tot de conclusie dat de bewaring onrechtmatig is, te rekenen vanaf 2 mei 2001, de dag na de uiterste kennisgevingsdatum. De rechtbank heeft daarom de bewaring opgeheven en het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard.
Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding in behandeling genomen. De rechtbank heeft besloten het onderzoek naar de schadevergoeding te heropenen, op basis van artikel 8:73, tweede lid, van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft ook de Staatssecretaris van Justitie veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vreemdeling, vastgesteld op f 710,--, te voldoen aan de griffier. De uitspraak benadrukt de strikte waarborgen die gelden voor het voortduren van de vrijheidsontneming en de verplichting van de verweerder om tijdig kennis te geven aan de rechtbank.