ECLI:NL:RBSGR:2001:AE4028
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen terugvordering WAO-uitkering en vaststelling maatmanloon
In deze zaak heeft eiser, die als chauffeur werkzaam was, bezwaar gemaakt tegen de terugvordering van een bedrag van ƒ 429,33 aan uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) door verweerder, het bestuur van het Landelijk instituut sociale verzekeringen. Eiser heeft op 11 januari 2000 bezwaar gemaakt en is op 31 maart 2000 door verweerder gehoord. Het beroep is ingesteld op 22 mei 2000. Eiser was sinds 25 juni 1998 arbeidsongeschikt en ontving een WAO-uitkering van 35 tot 45%. Verweerder heeft op 24 juni 1999 de uitkering toegekend, maar heeft later, op 1 december 1999, medegedeeld dat de uitkering op basis van de inkomsten van eiser zou worden teruggevorderd. Eiser heeft zijn eerdere bezwaar tegen de vaststelling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering ingetrokken, wat verweerder als reden aanvoert om het bezwaar tegen de maatmanloonvaststelling niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds oktober 1996 geen werkzaamheden heeft verricht voor zijn werkgever, maar wel voor uitzendbureaus Randstad en Manpower. De rechtbank oordeelt dat de werkzaamheden via deze uitzendbureaus niet in plaats zijn getreden van de werkzaamheden bij de werkgever, maar dat de beschikbaarheid van eiser voor zijn werkgever niet kan worden aangemerkt als verrichte arbeid. De rechtbank concludeert dat de vaststelling van de maatman door verweerder terecht is gedaan en dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft geen argumenten ingebracht die de terugvordering van de WAO-uitkering kunnen weerleggen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.