ECLI:NL:RBSGR:2001:AE0227

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/52061 VRONTN
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F. Salomon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige vrijheidsontneming en schadevergoeding in vreemdelingenzaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 29 november 2001, ging het om een vreemdeling, A, die op 9 oktober 2001 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland was geweigerd. Tegelijkertijd werd er een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd op basis van artikel 6 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De Staatssecretaris van Justitie, vertegenwoordigd door mr. H. van Galen, stelde dat het procesdossier niet tijdig naar de rechtbank kon worden verzonden vanwege een ontruiming van het IND-kantoor. Ondanks toezeggingen om het dossier alsnog te sturen, ontving de rechtbank dit dossier niet, waardoor zij niet in staat was de rechtmatigheid van de vrijheidsontnemende maatregel te toetsen.

De rechtbank oordeelde dat de maatregel onrechtmatig was, aangezien de benodigde informatie ontbrak. De eiser, vertegenwoordigd door mr. B. Snoeij, had aangevoerd dat de maatregel niet in een voor hem begrijpelijke taal was uitgelegd, wat de rechtbank bevestigde. De rechtbank besloot dat de eiser recht had op schadevergoeding op grond van artikel 106 van de Vw 2000, en kende een bedrag van ƒ 300,- toe voor de onterecht ondergane vrijheidsontneming. Daarnaast werd de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op ƒ 1420,- werden begroot.

De uitspraak werd gedaan door mr. F. Salomon en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. J. Snoeijer. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
op grond van artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 01/52061 VRONTN
inzake : A, geboren op [...] 1975, van (gestelde) Srilankaanse nationaliteit, voorheen verblijvende in het Aanmeldcentrum Schiphol, eiser,
gemachtigde: mr. B. Snoeij, advocaat te Amsterdam,
tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. H. van Galen, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van het Ministerie van Justitie.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op 9 oktober 2001 is eiser op grond van artikel 3 van de Vw 2000 op de luchthaven Schiphol de verdere toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van eiser is op dezelfde datum de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 toegepast.
Verweerder heeft de rechtbank hiervan op 11 oktober 2001 in kennis gesteld. Krachtens artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 wordt de vreemdeling daarmee geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
Op 11 oktober 2001 heeft verweerder de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 opgeheven.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 18 oktober 2001. Eiser is aldaar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
Ter zitting heeft gemachtigde van eiser namens eiser toekenning van schadevergoeding gevorderd.
II. OVERWEGINGEN
Eiser heeft - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de aan hem opgelegde maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 in het Engels en daarmee niet in een voor eiser begrijpelijke taal is uitgelegd. Eiser beheerst slechts de Tamil taal, zoals ook blijkt uit het eerste gehoor naar aanleiding van zijn asielaanvraag.
Verweerder heeft - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat het, in verband met een ontruiming van het kantoor van de IND te Hoofddorp, niet mogelijk was het procesdossier op tijd naar de rechtbank te versturen. Desgevraagd heeft verweerder toegezegd het dossier, na sluiting van het onderzoek ter zitting, alsnog naar de rechtbank te sturen.
Overigens is de onderhavige maatregel wel in een voor eiser begrijpelijke taal uitgelegd, zo blijkt uit de ambtsedig opgemaakte stukken terzake. Er is geen reden om niet van de juistheid van die stukken uit te gaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de bewaring na de indiening van het beroep is opgeheven. Thans moet worden beoordeeld of er gronden zijn om schadevergoeding toe te kennen.
Hoewel verweerder uitdrukkelijk verzocht is de rechtbank het procesdossier in het onderhavige beroep te doen toekomen, heeft de rechtbank tot op heden geen dossier ontvangen. De rechtbank is om die reden niet in staat de rechtmatigheid van de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 te toetsen. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat de onderhavige maatregel vanaf het begin tot aan de opheffing ervan onrechtmatig is geweest.
De rechtbank ziet op grond van het voorgaande aanleiding gebruik te maken van de bevoegdheid om schadevergoeding toe te kennen als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000 en wel tot een bedrag van ƒ 150,- per dag dat eiser ten onrechte in het Aanmeldcentrum te Schiphol aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest, derhalve in totaal ƒ 300,-.
Gelet op het vorenstaande is er voorts aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten van eiser in verband met de behandeling van het beroep, welke zijn begroot op ƒ 1420,- als kosten van verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING:
De rechtbank
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe;
- kent ten laste van de Staat der Nederlanden aan de vreemdeling een schadevergoeding toe van ƒ 300,-, (zegge: driehonderd gulden) te betalen door de griffier van de rechtbank;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van ƒ 1420,- (zegge: veertienhonderdtwintig gulden) onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten dient te vergoeden en aan de griffier dient te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Salomon, rechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 29 november 2001 in tegenwoordigheid van mr. J. Snoeijer, griffier.
Afschrift verzonden op:
Conc.: JSn
Coll:
Bp: -
D: C
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.