ECLI:NL:RBSGR:2001:AD9724
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F. Salomon
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid en mandaat bij ondertekening van besluiten in vreemdelingenzaken
In deze zaak staat de bevoegdheid om een ondertekeningsmandaat mondeling te verlenen centraal. De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 13 december 2001 uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de vrijheidsontnemende maatregel tegen eiser, A, van Sierraleoonse nationaliteit. Eiser had beroep ingesteld tegen de aanwijzingsbeschikking van 30 oktober 2001, die volgens hem niet bevoegdelijk was ondertekend. De ondertekening was gedaan door een persoon wiens naam niet duidelijk was, wat volgens eiser in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, stelde dat de ondertekening wel degelijk bevoegd was en dat de gemachtigde van eiser had moeten navragen wie de ondertekenaar was.
De rechtbank overwoog dat de aanwijzingsbeschikking was ondertekend door de directeur van een grenslogies, met de aanduiding 'i.o.v.', wat door de rechtbank werd geïnterpreteerd als 'in opdracht van'. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een ondertekeningsmandaat, dat mondeling kon worden verleend. Eiser werd niet gevolgd in zijn stelling dat de beschikking niet door het bestuursorgaan was genomen, aangezien de directeur als beslissingsautoriteit werd genoemd. De rechtbank oordeelde dat de voortgezette toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel gerechtvaardigd was en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van mandaat en bevoegdheid in bestuursrechtelijke procedures, vooral in vreemdelingenzaken. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af en verklaarde dat er geen gronden waren voor toepassing van artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 of artikel 8:75 van de Awb. De uitspraak werd gedaan door mr. F. Salomon, in aanwezigheid van griffier mr. M.S. Julen.