Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Haarlem
enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
U I T S P R A A K
ex artikel 94 en 106 Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
reg.nr: AWB 01 / 64416 VRONTN J (kennisgeving)
AWB 01 / 64489 VRONTN J (beroepschrift)
inzake: A, geboren [...] 1969, van Bengalese nationaliteit, verblijvende in het Grenshospitium te Amsterdam, hierna te noemen: de vreemdeling,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), gevestigd te 's-Gravenhage, verweerder.
Zitting: 7 december 2001.
De vreemdeling is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. B. Snoeij, advocaat te Amsterdam.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde, mr. M.W.W. Raspe.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Op 27 november 2001 is de vreemdeling ex artikel 3 Vw op de luchthaven Schiphol de verdere toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van de vreemdeling is op diezelfde datum de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6, eerste en tweede lid, Vw toegepast.
1.2 Op 28 november 2001 heeft de vreemdeling een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel.
Bij besluit van 1 december 2001 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. De ten aanzien van de vreemdeling toegepaste vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6 Vw is in het besluit gehandhaafd.
1.3 Bij kennisgeving ex artikel 94, eerste lid, Vw, van 30 november 2001, ter griffie van deze rechtbank ontvangen op dezelfde datum, heeft verweerder de rechtbank in kennis gesteld van de vrijheidsontnemende maatregel.
Bij beroepschrift van 2 december 2001, ter griffie van deze rechtbank ontvangen op 2 december 2001, heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen de maatregel. Het beroep strekt tevens tot toekenning van schadevergoeding.
2.1 Verweerder is op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw bevoegd een vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd, een ruimte of plaats als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel aan te wijzen, waar hij zich dient op te houden.
2.2 Verweerder voert het beleid dat onder meer tot (voortzetting van) de maatregel ex artikel 6 Vw wordt besloten indien de asielaanvraag binnen de AC-procedure is afgewezen.
2.3 Ingevolge het eerste lid van artikel 94 Vw wordt de vreemdeling zodra de rechtbank de kennisgeving van zijn vrijheidsontneming heeft ontvangen, geacht daartegen beroep te hebben ingesteld. Dit brengt mee dat het beroepschrift van 2 december 2001 is ingediend terwijl in verband met de vrijheidsontneming bij de rechtbank reeds een procedure aanhangig was. De rechtbank zal daarom het beroepschrift niet-ontvankelijk verklaren. Het verzoek om toekenning van schadevergoeding in het beroepschrift wordt geacht mede te zijn ingediend in het beroep naar aanleiding van de kennisgeving.
2.4 Namens de vreemdeling is aangevoerd dat uit de plaatsingsbeschikking niet blijkt dat de reden van zijn vrijheidsontneming en de hem ter beschikking staande rechtsmiddelen daartegen in een voor hem begrijpelijke taal aan hem zijn meegedeeld. Het stuk vermeldt immers dat die mededeling in het Engels is gedaan terwijl het rapport van zijn eerste gehoor vermeldt dat de vreemdeling heeft gezegd maar een heel klein beetje Engels te begrijpen.
2.5 Verweerder heeft ten verwere aangevoerd, dat de formulieren, waarbij werd gedoeld op de plaatsingsbeschikking en de folder rechtsmiddel tegen toegangsweigering, zijn uitgereikt bij gelegenheid van de toegangsweigering. Omdat de vreemdeling redelijk Engels spreekt, kan genoeglijk worden aangenomen dat hij het besluit heeft begrepen.
2.6 De rechtbank oordeelt als volgt.
2.7 Uit het procesdossier blijkt het volgende. Onder de beschikking tot aanwijzing van een ruimte of plaats ingevolge artikel 6 Vw van 27 november 2001 (gedingstuk 4), waarin de vreemdeling het Aanmeldcentrum Schiphol is aangewezen als plaats om te verblijven, is vermeld dat nadat de ambtenaar belast met grensbewaking aan de betrokkene de strekking en inhoud van de aanwijzing aan deze had meegedeeld in de Engelse taal, welke door de ambtenaar en de vreemdeling in voldoende mate wordt beheerst, deze verklaarde deze beschikking te begrijpen.
2.8 In het verslag van het eerste gehoor (gedingstuk 12) is vermeld, dat de vreemdeling verklaarde een heel klein beetje Engels te spreken. Ter zitting heeft de vreemdeling verklaard een heel klein beetje Engels te verstaan.
2.9 Ter zitting heeft de vreemdeling verklaard dat aan hem op de luchthaven geen mededelingen omtrent vrijheidsbeneming zijn gedaan. Hij werd vervolgens in een busje naar een centrum vervoerd. In dat centrum werd hem in het Engels naar zijn naam gevraagd en eerst daar werden hem de plaatsingsbeschikking en een folder rechtsmiddelen overhandigd. Tevens werd hem in een vreemde taal meegedeeld dat hij in dat centrum diende te verblijven. Hij kon toen begrijpen dat hij daar vast zat.
2.10 In het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 november 2001 (gedingstuk 3) verklaart wachtmeester E. Slotemaker van de Kmar dat de vreemdeling op die dag om 11:30 uur aan het Bureau Asielzaken werd overgedragen en daarna om 15:30 uur aan het Aanmeldcentrum Schiphol. Dit proces-verbaal vermeldt verder ook dat de plaatsingsbeschikking en een folder rechtsmiddelen aan hem zijn uitgereikt.
2.11 Het dossier bevat geen aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van de onder 2.9 weergegeven verklaring van de vreemdeling. Noch de plaatsingsbeschikking, noch het proces-verbaal van bevindingen bevat bovendien een aanduiding van de plaats waar de beschikking is uitgereikt, danwel waar de mededeling omtrent vrijheidsontneming is gedaan.
2.12 Artikel 5, tweede lid, EVRM schrijft voor dat iemand die gearresteerd is onverwijld van de reden voor zijn arrestatie op de hoogte gesteld moet worden. Aan de vreemdeling is omstreeks 11:30 uur zijn vrijheid ontnomen.
2.13 Uit de verklaring van de vreemdeling en voormeld proces-verbaal moet worden afgeleid dat hij uiterlijk vier uur na het moment van zijn vrijheidsontneming op de hoogte was gesteld van de vrijheidsbeneming. De verklaringen van de vreemdeling omtrent zijn kennis van de Engelse taal en zijn begrip omtrent het feit dat hij "vast moest zitten" wettigen voorts de conclusie dat voormeld voorschrift, zij het laat, maar voldoende is nageleefd. De door de raadsman voorgedragen beroepsgrond mist derhalve feitelijke grondslag.
2.14 De rechtbank plaatst hierbij wel de kanttekening dat de plaatsingsbeschikking de indruk kan wekken dat de inhoud en strekking van de opgelegde maatregel reeds op Schiphol aan de vreemdeling werden meegedeeld, temeer nu verweerder ter zitting heeft verklaard dat de ambtenaar Riezebos op Schiphol en niet in het Aanmeldcentrum werkzaam is. Door deze onduidelijk verslaglegging in het dossier is onnodig discussie omtrent de feitelijke gang van zaken rond de oplegging en mededeling van de vrijheidsontneming ontstaan. In onderhavige zaak kan dat echter niet tot opheffing van de maatregel leiden.
2.15 De rechtbank is ook overigens van oordeel dat, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel ex artikel 6 Vw thans niet in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten.
2.16 Het beroep is derhalve ongegrond.
2.17 Nu de maatregel niet wordt opgeheven, komt ook het verzoek om toekenning van schadevergoeding niet voor inwilliging in aanmerking.
3.1 verklaart het beroep in zaak AWB 01/64489 niet ontvankelijk;
3.2 verklaart het beroep in zaak AWB 01/64416 ongegrond;
3.3 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en uitgesproken in het openbaar op 14 december 2001, in tegenwoordigheid van A.H. de Vries als griffier.
Afschrift verzonden op: 14 december 2001
RECHTSMIDDEL
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, postbus 16113, 2500 BC
's-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen een week na verzending van deze uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.
Tegen de beslissing inzake de schadevergoeding staat geen rechtsmiddel open.