ECLI:NL:RBSGR:2001:AD8310
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning voor alleenstaande minderjarige vreemdeling
In deze zaak heeft de president van de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 4 december 2001 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een alleenstaande minderjarige vreemdeling, had op 12 november 2001 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd op 15 november 2001 door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te voorkomen totdat op het beroep was beslist.
Tijdens de zitting op 27 november 2001 heeft de verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, bevestigd dat een deel van het beroepschrift als bezwaarschrift moet worden beschouwd. De president oordeelde echter dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet connex was aan het bezwaarschrift, waardoor het verzoek buiten de procedure viel. De president concludeerde dat de werking van het besluit tot niet verlening van de verblijfsvergunning door de indiening van het bezwaar van rechtswege was opgeschort.
Uiteindelijk heeft de president het verzoek van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard, maar heeft hij verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op f 710,-. Dit bedrag dient door de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) aan de griffier te worden betaald. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier was mr. M. van der Goes.