ECLI:NL:RBSGR:2001:AD8307

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 oktober 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/5388
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een vergunning tot verblijf op basis van het ontbreken van een geldige mvv en toepassing van de hardheidsclausule

In deze zaak heeft eiseres, een Marokkaanse vrouw, een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf (vtv) om bij haar Nederlandse echtgenoot te kunnen verblijven. De aanvraag werd echter buiten behandeling gesteld door de korpschef van de politie Flevoland, omdat eiseres niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiseres heeft in haar beroep aangevoerd dat de korpschef geen overleg heeft gepleegd met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over haar beroep op de hardheidsclausule, wat volgens haar een motiveringsgebrek opleverde. De rechtbank heeft geoordeeld dat het vooroverleg met de IND meer gericht is op de interne organisatie van de verweerder en niet op de bescherming van de belangen van de vreemdeling. Het achterwege laten van dit vooroverleg leidt niet tot vernietiging van het bestreden besluit.

De rechtbank heeft verder overwogen dat eiseres, ondanks haar zorgen over haar minderjarige kinderen, niet kan worden ontheven van het mvv-vereiste. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mvv-procedure tijdelijk is en dat het niet onredelijk is om te veronderstellen dat de kinderen gedurende deze periode bij hun vader in Nederland kunnen verblijven. Eiseres heeft ook aangevoerd dat zij zwanger was van haar tweede kind, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen belemmering vormt voor tijdelijk verblijf in Marokko.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat de weigering om eiseres een vergunning tot verblijf te verlenen geen schending oplevert van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat er geen sprake is van inmenging in het gezinsleven. De rechtbank heeft de belangen van de Nederlandse staat zwaarder laten wegen dan het belang van eiseres om in Nederland te verblijven. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Zittingsplaats Groningen
Vreemdelingenkamer
regnr.: Awb 00/5388 VRWET Z VR
UITSPRAAK
inzake: A,
geboren op [...] 1967,
verblijvende te B,
van Marokkaanse nationaliteit,
IND dossiernummer 9705.21.2014,
eiseres,
gemachtigde: mr. E. Lucas, advocaat te Lelystad;
tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde: mr. D.W. Stevens, ambtenaar ten departemente.
1 PROCESVERLOOP
1.1 Op 9 november 1999 heeft eiseres een aanvraag tot verlening van een vergunning tot verblijf gedaan met als doel: "verblijf bij Nederlandse echtgenoot, de heer C". Bij beschikking van 16 december 1999 heeft de korpschef van de politie Flevoland namens verweerder de aanvraag - wegens het ontbreken van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf - buiten behandeling gesteld. Aan eiseres is medegedeeld dat zij de behandeling van het bezwaarschrift niet in Nederland mag afwachten.
1.2 Eiseres heeft bij brief van 27 december 1999 bezwaar gemaakt tegen de niet-inwilliging van haar aanvraag. Bij beschikking van 28 maart 2000 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3 Bij beroepschrift van 21 april 2000 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank tegen deze beschikking.
De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiseres gezonden en haar in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken.
Eiseres heeft op 23 juli 2001 nadere stukken ingediend.
Verweerder heeft op 11 september 2001 een verweerschrift ingediend.
Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 4 oktober 2001. Eiseres is daarbij verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2 OVERWEGINGEN
2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking van 28 maart 2000 toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan.
2.2 Verweerder heeft de aanvraag om verlening van een vergunning tot verblijf wegens het ontbreken van een mvv buiten behandeling gesteld. Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de checklist model D-50. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de korpschef derhalve niet genoodzaakt was overleg te plegen met de helpdesk van de IND. Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat hetgeen eisers ten tijde van haar aanvraag naar voren heeft gebracht geen aanleiding vormen eiseres te ontheffen van het mvv-vereiste.
2.3 Eiseres stelt zich op het standpunt dat haar aanvraag ter verkrijging van een vergunning tot verblijf ten onrechte buiten behandeling is gesteld. Eiseres heeft bij brief van 1 december 1999 een beroep gedaan op de hardheidsclausule. Naar aanleiding van dit beroep heeft de korpschef geen overleg gepleegd met de IND zodat sprake is van een motiveringsgebrek.
Gelet op de zorg die eiseres heeft over haar minderjarige kinderen D (geboren op [...] 199) en E (geboren op [...] 2000) kan niet van haar gevergd worden dat zij haar kinderen naar Marokko meeneemt voor het aanvragen van een mvv. Indien eiseres met haar kinderen Nederland verlaat, leidt dit tot een inbreuk op het recht op familieleven. Bovendien voldoet eiseres aan alle overige voorwaarden voor toelating.
2.4 Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, Awb kan een aanvraag buiten behandeling worden gesteld indien - voorzover hier van belang - de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen. Ingevolge het vierde lid van dit artikel wordt een besluit om de aanvraag niet te behandelen aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn is verstreken.
2.5 Ingevolge artikel 16a, eerste lid, Vw (in werking getreden op 11 december 1998) wordt een aanvraag om een vergunning tot verblijf slechts in behandeling genomen, indien de vreemdeling beschikt over een geldige mvv, welke hij heeft aangevraagd bij en welke hem verstrekt is door de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het land van zijn herkomst of het land van zijn bestendig verblijf. In het derde lid van artikel 16a van de Vw is een zestal categorieën van vreemdelingen van het bezit van een mvv vrijgesteld. Daarnaast zijn in artikel 52a van het Vreemdelingenbesluit (Vb) nog twaalf categorieën van vreemdelingen genoemd die zijn vrijgesteld. Verder kan krachtens artikel 16a, zesde lid, Vw in zeer bijzondere, individuele gevallen voor het in behandeling nemen van een aanvraag worden afgezien van de eis van het bezit van een geldige mvv (de zogenoemde hardheidsclausule).
2.6 De rechtbank stelt vast dat eiseres bij haar aanvraag om verlening van een vergunning tot verblijf niet beschikte over een geldige mvv. Eiseres heeft bij haar aanvraag om een vergunning tot verblijf een beroep gedaan op de hardheidsclausule.
Uit onderdeel A4/6.5 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) volgt dat indien een vreemdeling een gemotiveerd beroep doet op de hardheidsclausule, contact opgenomen dient te worden met de regionale helpdesk van de IND. De rechtbank stelt vast dat de korpschef in de onderhavige zaak geen vooroverleg heeft gepleegd alvorens de aanvraag van eiseres buiten behandeling te stellen. Verweerder heeft in de beschikking op bezwaar de beslissing van de korpschef op dit punt tot het zijne gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat het vooroverleg met de IND als bedoeld in A4/6.5 Vc veeleer gericht is op de interne organisatie van de kant van verweerder dan dat het bedoeld is om de belangen van de vreemdeling te beschermen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het achterwege laten van vooroverleg door de korpschef met de IND in casu niet ertoe leidt dat de bestreden beschikking deswege voor vernietiging in aanmerking komt.
Eiseres heeft ter ondersteuning van het beroep op de hardheidsclausule aangevoerd dat zij de zorg heeft over haar minderjarige kind D en dat eiseres - gelet op de jonge leeftijd van haar zoon - hem niet mee kan nemen naar Marokko voor de duur van de mvv-procedure. De mvv-procedure is tijdelijk van aard en neemt een korte tijd in beslag. De rechtbank is van oordeel dat niet valt in te zien dat het kind van eiseres gedurende deze periode niet bij zijn vader in Nederland kan verblijven. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat niet valt in te zien dat de echtgenoot van eiseres niet (een deel van) zijn vakantie in Marokko doorbrengt, ten einde zijn echtgenote en kind te vergezellen gedurende een deel van de mvv-procedure. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres desgevraagd verklaard dat hiertegen geen bezwaren bestaan. Overigens is niet gebleken dat de medische situatie in Marokko dermate verschilt van de situatie in Nederland dat deswege niet van eiseres gevergd kan worden met een jong kind in Marokko te verblijven.
Eiseres heeft voorts aangevoerd dat zij vanaf 15 juli 1999 zwanger was van haar tweede kind. De rechtbank is van oordeel is dat dit geen belemmering is voor (tijdelijk) verblijf in Marokko.
2.7 Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft kunnen besluiten de hardheidsclausule in het onderhavige geval niet toe te passen.
2.8 Voorts dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de weigering eiseres een vergunning tot verblijf te verlenen, schending van artikel 8 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) oplevert.
2.9 Eiseres heeft gesteld dat het vertrek van eiseres en haar kind uit Nederland inbreuk maakt op het recht op familieleven. In het kader van het beroep op artikel 8 EVRM zal moeten worden beoordeeld of het in artikel 8 EVRM genoemde recht op eerbiediging van gezinsleven met zich meebrengt dat aan eiseres verblijf hier te lande dient te worden toegestaan.
Er is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van inmenging in het familie- of gezinsleven van eiseres, haar echtgenoot en kind, nu de weigering om eiseres verblijf hier te lande toe te staan er niet toe strekt haar een verblijfstitel te ontnemen die haar tot uitoefening van het familie- of gezinsleven hier te lande in staat stelde.
Daarom dient de vraag beantwoord te worden of uit eerbiediging van het familie- of gezinsleven tussen eiseres, haar echtgenoot en kind een positieve verplichting voortvloeit aan eiseres niettemin verblijf hier te lande toe te staan. Hiervoor dient een belangenafweging plaats te vinden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht het belang van de Nederlandse staat met het oog op de bevolkings- en werkgelegenheidssituatie een restrictief beleid te voeren zwaarder heeft laten wegen dan het belang van eiseres thans toelating in Nederland te verkrijgen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat eiseres gedurende een korte periode (al dan niet voor een deel in gezelschap van haar echtgenoot en kind) in Marokko behoeft te verblijven voor het afwachten van de mvv-procedure.
2.10 Gezien het voorgaande heeft verweerder in redelijkheid kunnen weigeren eiseres een vergunning tot verblijf te verlenen.
2.11 Het beroep is derhalve ongegrond.
2.12 Voor vergoeding van het betaalde griffierecht of veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, bestaat geen aanleiding.
3 BESLISSING
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M. van Schuijlenburg en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. R.A.D. Bruins als griffier op 30 oktober 2001.
----------------
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open (artikel 33e Vw).
Afschrift verzonden: 30 oktober 2001