ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7946
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in Nederland
In deze zaak gaat het om de onrechtmatige bewaring van een vreemdeling, eiser, van Indiase nationaliteit, die op 15 augustus 2001 tijdens een verkeerscontrole werd staande gehouden omdat hij geen veiligheidsgordel droeg. De bestuurder van de auto beweerde dat eiser illegaal in Nederland verbleef, waarna de politie eiser op grond van artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) staande hield en overbracht naar een verhoorplaats. Tijdens het verhoor bleek dat eiser de Engelse taal slechts beperkt beheerste, en hoewel hem was medegedeeld dat hij de volgende dag in het Punjabi zou worden gehoord, werd er geen proces-verbaal van dit gehoor opgemaakt. De rechtbank oordeelt dat er geen aandacht is besteed aan de verblijfsrechtelijke positie van eiser, wat leidt tot de conclusie dat de bewaring onrechtmatig was.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 24 augustus 2001, waar eiser in persoon verscheen, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Grimm. De gemachtigde van verweerder, de heer F. Egbers, was ook aanwezig. De rechtbank overweegt dat de politie-beambte bevoegd was tot staandehouding, maar dat eiser niet op afdoende wijze is gehoord in het kader van de inbewaringstelling. De rechtbank concludeert dat de gang van zaken rondom het gehoor niet voldeed aan de wettelijke eisen, vooral gezien het ingrijpende karakter van de vrijheidsontnemende maatregel.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, beveelt de opheffing van de bewaring met ingang van de uitspraak en veroordeelt verweerder in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. W.M. van Schuijlenburg en openbaar uitgesproken op 27 augustus 2001.