ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7788
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van een minderjarige vreemdeling en de toepassing van de Vreemdelingenwet 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 16 november 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen de bewaring van een minderjarige vreemdeling, eiser, die zich in Nederland bevond zonder geldige identificatie. Eiser, geboren op 10 februari 1987, werd op 30 oktober 2001 in bewaring gesteld na een controle in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen. De rechtbank moest beoordelen of de bewaring rechtmatig was en of de toepassing van de Vreemdelingenwet 2000 in deze situatie correct was. Verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, stelde dat eiser meerderjarig was op basis van eerdere processtukken, maar de rechtbank kon deze claim niet onderbouwen, aangezien de namen in de processen-verbaal niet overeenkwamen met die van eiser. Eiser verklaarde dat hij minderjarig was en dat hij niet betrokken was bij de aanrandingszaak waar verweerder naar verwees.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om aan te nemen dat eiser meerderjarig was en besloot dat de bewaring niet opgeheven kon worden. Wel werd verweerder opgedragen om eiser binnen vier dagen te plaatsen in een voor minderjarigen geschikte instelling en om te zorgen voor een gezagsvoorziening, aangezien eiser als minderjarige in Nederland verbleef zonder voorziening in het gezag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die vereist is bij de beoordeling van de status van vreemdelingen, vooral als het gaat om minderjarigen.