ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-900557-01
rolnummer 0003
's-Gravenhage, 28 december 2001
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in het Penitentiair Complex Scheveningen, Huis van Bewaring De Kantelberg (Unit 4) te 's-Gravenhage.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 14 december 2001.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr L.P.H. de Milliano, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr G. Knobbout heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft met zijn mededader het plan beraamd om een diefstal te plegen in een woning te Pijnacker. Verdachte en zijn mededader hebben zich op de bewuste pleegdatum uitgedost in zwarte kleding en bivakmutsen en hebben zich voorzien van een vuurwapen en handboeien. Verdachte en zijn mededader zijn via de stal het huis binnengedrongen. De mededader van verdachte heeft onmiddellijk een schot in de lucht gelost en de twee honden in de woning aanwezige honden doodgeschoten. Kort hierna heeft de mededader van verdachte het vuurwapen gericht op het in het huis aanwezige echtpaar. De man is daadwerkelijk driemaal in zijn benen geschoten en is zwaar gewond geraakt. De mededader van verdachte heeft de man onder woordelijke bedreiging geld (ƒ 500,=), het rijbewijs en bonnetjes afhandig gemaakt, waarna hij hem heeft geboeid. Verdachte heeft de vrouw geboeid. Verdachte en zijn mededader zijn hierna weggereden en hebben het geld onderling verdeeld.
De beroving heeft de slachtoffers een dermate grote schrik aangejaagd dat zij vreesden voor hun leven. Door verdachte en zijn mededader is de slachtoffers elk gevoel van veiligheid op zeer grove wijze ontnomen, met name nu de beroving in het eigen woonhuis heeft plaatsgevonden. Naar de ervaring leert, kunnen de slachtoffers hier nog zeer lang de psychische gevolgen van ondervinden. Verdachte en zijn mededader hebben bovendien de rechtsorde zeer ernstig geschokt door dergelijke omvangrijke gevoelens van onveiligheid teweeg te brengen. Daarenboven heeft de man ten gevolge van de schotwonden ernstig letsel aan zijn benen bekomen. De gevolgen hiervan ervaart de man nog steeds en de kans is aanwezig dat volledige genezing uitblijft. Weliswaar is het aandeel van verdachte in het toegepaste geweld geringer dan dat van de mededader, toch heeft verdachte door zijn medewerking deze grove overval mogelijk gemaakt c.q. hier een bijdrage aan geleverd. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een voorlichtingsrapport van Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, gedateerd 15 november 2001. De rapporteur heeft bij verdachte geen aanknopingspunten gevonden om hulpverlening op te starten en adviseert de rechtbank niet over te gaan tot het opleggen van de bijzondere voorwaarde reclasseringscontact.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank in haar oordeel betrokken dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank na te melden straf passend en geboden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN, VERGEZELD EN GEVOLGD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op :5 september 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op :7 september 2001;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Elkerbout, voorzitter,
Don en Pereira Horta, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Wijne, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 december 2001.