ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-926208-01
rolnummer 0006
's-Gravenhage, 27 december 2001
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in P.C. Scheveningen (Unit 5 Penitentiair Ziekenhuis).
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 december 2001.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr J.W. van Leeuwen, is verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr Reddingius heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 (impliciet) primair, 2, 3, 4 en 5 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij genaamd Politie Haaglanden tot een bedrag van fl. 50.781,95, de vordering van de benadeelde partij genaamd BSA Schaderegeling B.V. tot een bedrag van fl. 4.438,28 en de vordering van het Ministerie van Defensie / de Staat der Nederlanden, benadeelde partij, tot een bedrag van fl. 23.505,96.
De officier heeft voorts geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partijen -repectievelijk- genaamd [benadeelde partij4], [benadeelde partij5] en [benadeelde partij6].
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij -gewijzigde - dagvaarding onder 1 (impliciet) primair, 2, 3, 4 en 5 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen straf het navolgende overwogen.
Verdachte heeft in een ware dodemansrit door het centrum van Den Haag in totaal negen mensenlevens ernstig in gevaar gebracht. Na zonder noodzaak tegen een geparkeerd staand surveillancevoertuig van politie Haaglanden aan te rijden, is verdachte bij de achtervolging die daarop volgde doelbewust ingereden op de daarbij betrokken (politie-) voertuigen. Verdachte rijdt eerst achteruit tegen een hem achtervolgend surveillancevoertuig aan. Hij vervolgt zijn weg en tracht vervolgens een hem tegemoet komend surveillancevoertuig frontaal aan te rijden. Doordat de bestuurder van dit voertuig kans ziet nog net op tijd vaart te meerderen rijdt verdachte het voertuig enkel in de flank aan. Even later rijdt verdachte -dit maal frontaal- een patrouillevoertuig van de Koninklijke Marechaussee aan. Verdachte -kennelijk vast besloten te ontkomen- vervolgt op levensgevaarlijke wijze zijn rit. Aangekomen in de Trooststraat ziet verdachte zijn weg versperd door een auto waarin zich op dat moment twee vrouwen bevinden. Verdachte schroomt daarop niet om ook op dat voertuig in te rijden. Verdachte rijdt hierna achteruit en rijdt ten tweede male op de auto in, dit keer in volle vaart. Net op tijd zien de twee inzittenden kans het voertuig te verlaten, waarna de personenauto frontaal door verdachte wordt geramd. Vervolgens rijdt verdachte weer hard achteruit waarbij een ter plaatse gekomen motoragent zich ternauwernood in veiligheid weet te brengen. Verdachte komt uiteindelijk tot stilstand tegen een andere personenauto. Voordat verdachte echter kan worden aangehouden, bedreigt hij nog een agent van politie met een bijl.
Door aldus te handelen heeft verdachte meermalen doelbewust de aanmerkelijke kans op de dood van anderen aanvaard. Dat geen van de betrokkenen het leven heeft gelaten is een uiterst gelukkige omstandigheid, die echter geenszins aan verdachte te danken is. Daarnaast heeft verdachte door te dreigen met een bijl een agent angst ingeboezemd. De ervaring leert dat slachtoffers die hebben moeten vrezen voor hun leven daarvan ernstige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Door zijn daden heeft verdachte daarenboven de openbare veiligheid op grove wijze in gevaar gebracht, hetgeen tot gevoelens van onrust leidt in de samenleving. Reeds op deze gronden is een vrijheidsstraf van aanzienlijke duur geïndiceerd.
Voorts heeft verdachte met zijn dodemansrit een grote ravage aangericht, waarbij aan tenminste twaalf voertuigen schade is toegebracht. Eerder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling van een spiegel van een bus, alsmede het slot van een celdeur. Dergelijke vernielingen leveren, naast de materiële schade, ook veel overlast op voor de gedupeerden.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 3 september 2001 vele malen eerder voor delicten met een gewelddadig karakter is veroordeeld, uit welke veroordelingen hij klaarblijkelijk geen lering heeft getrokken.
De rechtbank heeft acht geslagen op een rapport d.d. 5 december 2001 van M.H. de Groot, psycholoog, verdachte betreffende. De deskundige heeft geen strafrechtelijk relevante stoornis(sen) bij verdachte geconstateerd en acht verdachte dan ook normaal toerekeningsvatbaar. De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van een voorlichtingsrapport d.d. 10 december 2001 van de Stichting Reclassering Nederland, i.c. de Sector justitiële verslavingszorg van Psycho-Medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, opgemaakt en ondertekend door R. Liekens. De reclassering geeft de rechtbank in overweging om verdachte, naast een deels onvoorwaardelijke straf, een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat een vrijheidsstraf van een duur waarvoor door de wet een bevel niet-tenuitvoerlegging wordt toegelaten onvoldoende recht doet aan de hierboven omschreven ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd.
Tot slot heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het gebeuren op 2 september 2001 ook voor de verdachte niet zonder (lichamelijke) gevolgen is gebleven.
Alles afwegende acht de rechtbank geen andere straf passend dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur.
Vorderingen benadeelde partijen.
Politie Haaglanden, kantoorhoudende te Den Haag, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot fl. 58.399,24 (EUR 26.500,42), waarvan groot fl. 7.617,29 (EUR 3.456,58) voor incassokosten.
Deze vordering is door de verdediging, voor zover betrekking hebbende op een bedrag groot fl. 50.781,95 (EUR 23043,84), niet weersproken en is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 3 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partij ontvankelijk verklaren in haar vordering en zal de vordering voor een bedrag groot fl. 50.781,95 (EUR 23043,84) toewijzen. De rechtbank overweegt dat de gevorderde incassokosten thans nog niet zijn gemaakt. De begrote kosten komen niet voor toewijzing in aanmerking. De vordering zal voor wat betreft incassokosten worden toegewezen in die zin dat te zijner tijd de daadwerkelijk gemaakte kosten kunnen worden verhaald.
Voorts heeft zich als benadeelde partij gevoegd BSA Schaderegeling B.V., gevestigd te Den Haag, ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot fl. 4.438,28 (EUR 2.014,00).
De rechtbank zal deze benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien niet rechtstreeks schade is toegebracht door enig ten laste van verdachte bewezenverklaard feit.
Tevens heeft zich gevoegd als benadeelde partij het Ministerie van Defensie / de Staat der Nederlanden ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot fl. 23.505,96 (EUR 10.666,54).
Deze vordering is door de verdediging niet weersproken en is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 3 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal deze benadeelde partij ontvankelijk verklaren in haar vordering en zal de vordering voor een bedrag groot fl. 23.505,96 (EUR 10.666,54) toewijzen.
Tevens hebben zich als benadeelde partijen gevoegd [benadeelde partij4] wonende te Den Haag, ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot fl. 2.750,00 (EUR 1.247,90), alsmede [benadeelde partij6], eveneens wonende te Den Haag, ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot fl. 5.000,00 (EUR 2.268,90). Tenslotte heeft zich als benadeelde partij gevoegd [benadeelde partij5], wonende te Gouda, ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot fl. 2.400,00 (EUR 1.089,07).
De rechtbank zal deze benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaren in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien deze niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor behandeling in het strafgeding.
Ter terechtzitting is verschenen [betrokkene], wonende te Den Haag. Door hem is geen Voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces ingediend en evenmin heeft hij ter terechtzitting opgave gedaan van de inhoud van zijn vordering. Nu geen concrete vordering tot schadevergoeding is gedaan, wordt ten aanzien daarvan niet om een beslissing van de rechtbank gevraagd.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 45, 57, 285, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 (impliciet) primair, 2, 3, 4 en 5 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
t.a.v. feit 1 (impliciet) primair:
POGING TOT DOODSLAG, MEERMALEN GEPLEEGD;
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT;
OPZETTELIJK EN WEDERRECHTELIJK ENIG GOED DAT AAN EEN ANDER TOEBEHOORT VERNIELEN OF BESCHADIGEN, MEERMALEN GEPLEEGD;
OPZETTELIJK EN WEDERRECHTELIJK ENIG GOED DAT AAN EEN ANDER TOEBEHOORT VERNIELEN, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren en 6 maanden;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
t.a.v. de zaak met parketnummer 09-925993-01:
in verzekering gesteld op: 26 juni 2001;
in vrijheid gesteld op: 28 juni 2001:
t.a.v. de zaak met parketnummer 09-926208-01:
in verzekering gesteld op: 2 september 2001;
in voorlopige hechtenis gesteld op: 5 september 2001;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij genaamd Politie Haaglanden toe tot een bedrag van fl. 50.781,95 (EUR 23.043,84) en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan Politie Haaglanden, gevestigd te Den Haag een bedrag van fl. 50.781,95 (EUR 23043,84) met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering tot schadevergoeding van het Ministerie van Defensie / de Staat der Nederlanden, benadeelde partij, toe tot een bedrag van fl. 23.505,96 (EUR 10.666,54) en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de Staat der Nederlanden een bedrag van fl. 23.505,96 (EUR 10.666,54) met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partijen respectievelijk genaamd BSA Schaderegeling B.V., [benadeelde partij4], [benadeelde partij6] en [benadeelde partij5] niet ontvankelijk zijn in hun onderscheidene vorderingen tot schadevergoeding, en dat zij die vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Timmermans, voorzitter,
Wapenaar en Van Delden-Brouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr De Jong griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 december 2001.