ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7609

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/23359
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring van vreemdeling met vals paspoort en toekenning schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 24 augustus 2001 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiseres, die op Schiphol werd aangehouden met een vals Grieks paspoort en haar eigen Azerbeidzjaanse paspoort. Eiseres was op doorreis naar Canada en had expliciet aangegeven een asielaanvraag te willen indienen. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring onterecht was opgelegd, omdat eiseres in het bezit was van haar eigen paspoort en de rechtbank geen twijfels had over de oprechtheid van haar asielmotieven. De rechtbank concludeerde dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, had moeten volstaan met een minder ingrijpende maatregel dan bewaring. Hierdoor werd het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, maar werd haar verzoek om schadevergoeding toegewezen. Eiseres kreeg een schadevergoeding van f 1.000,-- voor de onterecht doorgebrachte tijd in bewaring, en verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van f 1.420,--. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor overheidsinstanties om zorgvuldig om te gaan met vrijheidsbeperkende maatregelen, vooral in gevallen waar asielmotieven worden ingeroepen.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE DEN HAAG
zittinghoudende te Utrecht
Reg.nr.: AWB 01/23359 VRONTN
UITSPRAAK ex artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de artikelen 94, vierde lid en 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vw toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
A,
geboren op [...] 1962 te C,
van Azerbeidzjaanse nationaliteit,
met onbekende verblijfplaats,
eiseres,
gemachtigde: mr. drs. J. Hemelaar, advocaat te Hoofddorp,
tegen een besluit van
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. M.P. Bouma, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te Den Haag.
--------------------------------------------------------------------------
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Verweerder heeft op 3 juni 2001 aan eiseres met het oog op de uitzetting de maatregel van bewaring ex artikel 59, eerste lid, onder b, Vw opgelegd, nu de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert.
1.2 Eiseres heeft op 7 juni 2001 tegen het opleggen van de maatregel van bewaring beroep ingesteld bij de rechtbank. Het beroep strekt tevens tot het toekennen van schadevergoeding.
1.3 Verweerder heeft op 8 juni 2001 de aan eiseres opgelegde maatregel van bewaring opgeheven.
1.4 Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 11 juni 2001. Eiseres is daarbij niet verschenen. Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. OVERWEGINGEN
2.1 Nu de bewaring is opgeheven, heeft eiseres niet langer belang bij de rechterlijke toetsing van het tegen de maatregel van bewaring gerichte beroep. Het beroep is derhalve niet-ontvankelijk.
2.2 Ingevolge artikel 106 Vw kan de rechtbank, indien zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt, dan wel de bewaring reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van die maatregel wordt opgeheven, aan een vreemdeling schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
Daarvoor dient de vraag te worden beantwoord of de bewaring op enig moment onrechtmatig is geweest.
2.3 Eiseres meent dat zij in aanmerking komt voor schadevergoeding. Eiseres heeft daartoe aangevoerd dat de bewaring van meet af aan onrechtmatig is geweest, nu zij op doorreis was naar Canada en zij zich daarom niet heeft gemeld bij de autoriteiten hier te lande. Eiseres heeft voorts naar voren gebracht dat zij zwaarwegende asielmotieven heeft en dat verweerder haar ten onrechte tegenwerpt dat zij in het bezit was van een vals paspoort. Ten slotte heeft eiseres gewezen op uitspraken van 30 mei 2000 (AWB 00/5657) en 23 juni 2000 (AWB 00/6359) van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle.
2.4 Verweerder heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding. Verweerder heeft in dat verband overwogen dat de inbewaringstelling gerechtvaardigd was, nu de vreemdeling bij haar uitreis een vals (Grieks) paspoort heeft aangeboden. Nederland is internationaal gehouden vreemdelingen als eiseres niet door te laten. De omstandigheid dat eiseres hier te lande een asielverzoek heeft ingediend doet niet af aan de rechtmatigheid van de inbewaringstelling. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het enkele feit dat eiseres een asielaanvraag heeft ingediend, niet uitsluit dat eiseres zich aan uitzetting zal onttrekken. Ook de omstandigheid dat eiseres in het bezit is van een Azerbeidzjaans paspoort, doet niet af aan de rechtmatigheid van de inbewaringstelling. Eiseres heeft zich schuldig gemaakt aan list en bedrog en haar paspoort maakt alleen de verwijdering naar het land van herkomst eenvoudiger.
2.5 De rechtbank oordeelt als volgt.
Ingevolge hoofdstuk A5/5.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc) dient de toepassing van een vrijheidsbeperkende of vrijheidsontnemende maatregel -voor zover hier van belang- vanwege het ingrijpende karakter beperkt te blijven tot het strikt noodzakelijke en zal steeds nagegaan moeten worden of met een lichter middel volstaan kan worden.
Ingevolge hoofdstuk A5/5.3.3.5 van de Vc dient het toepassen van bewaring -voor zover hier van belang- bij vreemdelingen die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel in willen dienen of ingediend hebben, zo beperkt mogelijk te geschieden.
2.6 De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Eiseres heeft op 3 juni 2001 in het bezit van een ticket met bestemming Vancouver (Canada) op de luchthaven Schiphol geprobeerd uit te reizen met een vals paspoort. Eiseres was tevens in het bezit van een paspoort van Azerbeidzjaan. Verweerder heeft de echtheid van dat paspoort niet betwijfeld.
Bij haar strafrechtelijke aanhouding op 3 juli 2001 om 12.20 uur heeft eiseres verklaard dat zij op weg was naar Canada om daar een asielverzoek in te dienen en dat zij heeft aangegeven -nadat haar gebleken was dat uitreizen naar Canada niet meer mogelijk was- hier te lande politiek asiel aan te willen vragen.
Op 3 juni 2001 heeft eiseres een aanvraag om toelating als vluchteling ingediend.
2.7 Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres op 3 juni 2001 ten onrechte de maatregel van bewaring opgelegd. De rechtbank overweegt daarbij dat eiseres reeds bij de strafrechtelijke aanhouding op 3 juni 2001 en nog voorafgaande aan de inbewaringstelling expliciet heeft aangegeven een aanvraag om toelating als vluchteling te willen indienen. Nu eiseres bovendien -onweersproken en anders dan vele andere asielzoekers, die op hun (door)reis gebruik maken van vervalste documenten- in het bezit was van haar eigen (Azerbeidjzaanse) paspoort, zodat eiseresses nationaliteit en identiteit vaststaan, en de rechtbank ook overigens -voor zover het deze procedure betreft- niet twijfelt aan de oprechtheid van de asielmotieven van eiseres, is de rechtbank van oordeel dat verweerder, mede gelet op het hierboven aangehaalde beleid, had kunnen en moeten volstaan met een lichter middel dan de ingrijpende maatregel van bewaring.
2.8 Gelet op het vorenoverwogene behoeven de (overige) grieven van eiseres geen bespreking meer.
2.9 De rechtbank ziet, gelet op het bovenstaande, aanleiding eiseres een schadevergoeding toe te kennen voor de ten onrechte in bewaring doorgebrachte tijd.
Toegekend wordt een bedrag van f 200,-- voor elke dag dat de bewaring in een politiecel ten uitvoer is gelegd (3 juni tot 8 juni 2001). In totaal komt eiseres een bedrag toe van f 1.000,--.
2.10 De rechtbank ziet in dit geval tevens aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op f 1.420,-- (1 punt voor het beroepsschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt f 710,-- en wegingsfactor 1).
2.11 Aangezien ten behoeve van eiseres een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid, Awb te geschieden aan de griffier.
3. BESLISSING
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
3.2 wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent aan eiseres een schadevergoeding toe ten bedrage van f 1.000,-- ten laste van de Staat der Nederlanden, te betalen door de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Utrecht;
3.3 veroordeelt verweerder in de proceskosten ad f 1.420,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden die deze kosten dient te vergoeden aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Utrecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.K. Nihot, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2001, in tegenwoordigheid van mr. M.P. Schutte, als griffier.
Voornoemd lid beveelt de tenuitvoerlegging van de in deze uitspraak toegekende schadevergoeding ten bedrage van f 1.000,-- (zegge: duizend gulden).
Aldus gedaan op 24 augustus 2001 door mr. P.K. Nihot, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken.
afschrift verzonden op: 24 augustus 2001
RECHTSMIDDEL
Ingevolge artikel 95 Vw staat tegen deze uitspraak, voor zover het betreft de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep, binnen een week na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Het beroepschrift dient één of meer grieven tegen deze uitspraak te bevatten.
Tegen deze uitspraak staat, voorzover die betreft het verzoek om schadevergoeding, ingevolge artikel 84, aanhef en onder d, Vw geen hoger beroep open.