ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7568
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van Paridon
- N. Hobby
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van staandehouding en bewaring van vreemdeling op haventerrein
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 9 augustus 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel van de vreemdeling, een Pakistaan, die in bewaring was gesteld. De vreemdeling was op 22 juli 2001 staande gehouden door de politie op een haventerrein, waar hij zich zonder geldige documenten bevond. De rechtbank oordeelde dat de staandehouding en de daaropvolgende bewaring rechtmatig waren. De rechtbank verwees naar recente jurisprudentie van de Raad van State en concludeerde dat er voldoende feiten en omstandigheden waren die een redelijk vermoeden van illegaal verblijf rechtvaardigden. De rechtbank benadrukte dat de verbalisant op grond van artikel 50, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 bevoegd was om de vreemdeling staande te houden ter vaststelling van zijn identiteit en verblijfsrechtelijke positie. De rechtbank verwierp de argumenten van de vreemdeling dat de aanhouding onrechtmatig was, omdat de politie onvoldoende had geconcretiseerd welke politietaken waren uitgevoerd en op welke gronden het vermoeden van illegaal verblijf was gebaseerd. De rechtbank oordeelde dat de tekortkomingen in het proces-verbaal van staandehouding niet leidden tot de conclusie dat de staandehouding onrechtmatig was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Raad van State.