ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7564

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 oktober 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/44447
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J. van den Bergh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de inbewaringstelling van een vreemdeling na controle op grond van de Wet arbeid vreemdelingen

In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 9 oktober 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling, die op 5 september 2001 door de Staatssecretaris van Justitie was opgelegd. De vreemdeling, van Turkse nationaliteit, was aangetroffen tijdens een controle op basis van de Wet arbeid vreemdelingen (WAV) in een winkel waar eerder illegale vreemdelingen waren aangetroffen. De rechtbank overweegt dat de controle niet rechtmatig was, omdat de vreemdeling zich niet in de winkel bevond, maar in een nabijgelegen woonhuis. De rechtbank stelt vast dat de verbalisanten niet binnen hun bevoegdheden zijn gebleven, zoals neergelegd in de WAV, en dat de gegevens die tijdens de controle zijn verkregen ten onrechte zijn gebruikt om een redelijk vermoeden van illegaal verblijf te onderbouwen.

De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring vanaf het begin onrechtmatig was, omdat er geen concrete aanwijzingen waren voor illegaal verblijf van de vreemdeling. Het beroep van de vreemdeling wordt gegrond verklaard, en de rechtbank kent een schadevergoeding toe van f. 400,-- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Daarnaast worden de proceskosten van de vreemdeling, ter hoogte van f. 1.420,--, toegewezen aan de Staat der Nederlanden. De rechtbank benadrukt dat de rechter in vreemdelingenzaken ook kan oordelen over de rechtmatigheid van de opsporingsmaatregelen, in tegenstelling tot het standpunt van de verweerder. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van de rechtmatigheid van handelingen in het kader van vreemdelingenbewaring en de toepassing van de WAV.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht
beroep vrijheidsontnemende maatregel
__________________________________________________
Reg.nr : AWB 01/44447 VRWET
Inzake : A, CRV nummer [CRV nummer], hierna te noemen de vreemdeling,gemachtigde mr. J. Singh, advocaat te Hoofddorp,
tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. P.C. Mostert, ambtenaar ten departemente.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. De vreemdeling is geboren op [...] 1965 en bezit de Turkse nationaliteit.
2. Op 6 september 2001 heeft de rechtbank een beroepschrift op grond van artikel 93 Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000) van de vreemdeling ontvangen. Het beroep is gericht tegen het besluit van verweerder van 5 september 2001 waarbij de vreemdeling de maatregel van bewaring is opgelegd. In het beroepschrift is tevens verzocht om schadevergoeding.
Op 7 september 2001 is de bewaring opgeheven en is de vreemdeling uitgezet naar Turkije.
3. De openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op 13 september 2001. De vreemdeling is aldaar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
II. OVERWEGINGEN
1. De vreemdeling is in bewaring is gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw2000.
2. De rechtbank stelt vast dat de maatregel van bewaring na de indiening van het beroepschrift is opgeheven. Gelet hierop is thans nog slechts in geschil of de maatregel van bewaring eerder had moeten worden opgeheven en zo ja, of er aanleiding is een schadevergoeding op grond van artikel 106 Vw2000 toe te kennen.
3. Blijkens het proces-verbaal van 5 september 2001 is de vreemdeling aangetroffen door de Vreemdelingendienst bij een in het kader van de Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV) verrichte controle. Desgevraagd overhandigde de vreemdeling een Turks paspoort waaruit bleek dat het hem op dat moment niet meer was toegestaan in Nederland te verblijven. Hierop is de vreemdeling op grond van artikel 50, derde lid, Vw2000 opgehouden en vervolgens in bewaring gesteld.
4. De gemachtigde van de vreemdeling heeft aangevoerd dat de vreemdeling niet werkend is aangetroffen. Hij verbleef zelfs niet eens op het adres van de winkel, [adres], waar de controle plaatsvond. De desbetreffende winkel is gevestigd in een hoekhuis met een inpandige doorgang naar een woning aan de [...]straat nummer 3. De vreemdeling is slapend aangetroffen in een woonvertrek van het pand [adres].
5. Namens verweerder is deze gang van zaken niet betwist. Verweerder heeft zich evenwel op het standpunt gesteld dat, zoals reeds meermalen is uitgesproken door de Afdeling rechtspraak van de Raad van State, onder andere in haar uitspraak van 27 juli 2001, nr. 200103415/1 de rechter in vreemdelingenzaken niet kan oordelen over de aanwending van niet bij of krachtens de Vw2000 toegekende bevoegdheden.
6. De rechtbank volgt verweerder niet in dit standpunt. Zij overweegt daartoe dat uit genoemde uitspraak van de Afdeling blijkt dat de Afdeling primair het oog heeft gehad op de beoordeling door de vreemdelingenrechter van het strafrechtelijk voortraject. De rechtbank ziet geen aanleiding de jurisprudentie van de Afdeling door te trekken voor een geval als het onderhavige, waarbij voorafgaande aan de vreemdelingrechtelijke ophouding een controle op grond van het bepaalde in de Wet arbeid vreemdelingen (WAV) heeft plaatsgevonden. In dit kader geldt dat de WAV een bijzondere wet is, primair een arbeidsmarktinstrument, maar met als onmiskenbaar nevendoel illegale arbeid door vreemdelingen, die het niet is toegestaan in Nederland te verblijven, tegen te gaan. Ten aanzien van beroepsprocedures in het kader van de WAV heeft juist de rechtbank te 's-Gravenhage als bedoeld in artikel 71, eerste lid Vw2000 (de vreemdelingenrechter) competentie. Bovendien vindt de rechtbank een argument in het feit dat in een procedure op grond van de WAV, anders dan in een strafprocedure, de rechtmatigheid van de opsporingsmaatregelen helemaal niet meer aan de orde komen.
7. Ook uit de wetsgeschiedenis valt niet af te leiden dat de rechter in vreemdelingenzaken slechts kan oordelen over de aanwending van bevoegdheden voortvloeiende uit de Vw2000. De rechtbank is door de noot van PJAMB bij JV 2001/234 op het spoor gezet van de brief van de Staatssecretaris van Justitie aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 10 mei 2000. In de bijlage van deze brief valt bij de beantwoording van de vraag hoe de rechter een beroep beoordeelt tegen handelingen in het kader van toezicht te lezen:
"Deze handelingen kunnen worden beoordeeld in het kader van een beroep tegen een beschikking, zoals het besluit waarbij de vreemdeling in bewaring wordt gesteld.
Bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de inbewaringstelling wordt het hele voortraject betrokken."
In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding de rechtmatigheid van het voorafgaande WAV-traject bij die van de onderwerpelijke maatregel te betrekken.
8. Blijkens het proces-verbaal van 5 september 2001 heeft de controle op grond van de WAV plaatsgevonden in een winkel aan de [adres] te [plaats], waarvan bekend was dat bij eerdere controles illegale vreemdelingen werkend zijn aangetroffen. De gemachtigde van de vreemdeling, die naar aanleiding van hetgeen de vreemdeling tegenover hem heeft verklaard, zelf de situatie ter plaatse in ogenschouw heeft genomen, heeft ter zitting een situatieschets getoond. Hieruit blijkt dat de vreemdeling zich niet in de winkel in het pand [adres] bevond, doch in een woonhuis gelegen aan de [adres]. Tussen deze (hoek)panden bestaat een interne doorgang. De vreemdeling werd bovendien niet werkend aangetroffen. Verweerder heeft dit ter zitting niet weersproken. Nu de vreemdeling zich niet in het pand bevond waar de controle op grond van de WAV plaatsvond, is de rechtbank van oordeel dat de verbalisanten niet zijn gebleven binnen de bevoegdheid, die is neergelegd in de artikelen 15 e.v. WAV. Dit leidt tot het oordeel dat de hierbij verkregen gegevens ten onrechte zijn gebruikt voor de onderbouwing van het redelijk vermoeden van illegaal verblijf. Nu niet is gebleken dat er overigens concrete aanwijzingen waren over illegaal verblijf van de vreemdeling heeft de staande- en ophouding onrechtmatig plaatsgevonden. De op de ophouding gevolgde inbewaringstelling dient derhalve ook voor onrechtmatig te worden gehouden.
9. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring van de vreemdeling vanaf de aanvang onrechtmatig was. Het beroep is derhalve gegrond.
10. Voorts kent de rechtbank een schadevergoeding toe ten bedrage van f. 400,-- (2 x f. 200,-- voor verblijf in politiecel).
11. De rechtbank ziet in dit geval tevens aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door de vreemdeling gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op f. 1.420,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt f. 710,- en wegingsfactor 1). Aangezien ten behoeve van de vreemdeling een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid, Awb te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
III. BESLISSING
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage:
RECHT DOENDE:
1. verklaart het beroep gegrond;
2. wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent aan de vreemdeling een schadevergoeding toe, groot f. 400,-- ten laste van de Staat der Nederlanden, te betalen door de griffier van de rechtbank;
3. veroordeelt verweerder in de proceskosten ad f. 1.420,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier dient te vergoeden.
IV. RECHTSMIDDEL
Krachtens artikel 95 Vw2000 staat tegen deze uitspraak voor zover het betreft het beroep tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel voor partijen hoger beroep open.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier.
Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd.
Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage.
Voor zover in deze uitspraak is beslist op het verzoek om schadevergoeding staat daartegen krachtens artikel 84 aanhef en onder d Vw2000 geen hoger beroep open.
Aldus gedaan door mr. M.J. van den Bergh en uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2001 in tegenwoordigheid van J.J. Brands, griffier.
afschrift verzonden op: