ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7546

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-754076-01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Elkerbout
  • J. Don
  • R. Raeijmaekers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor heroinetransport met een gevangenisstraf van vijf jaar

Op 20 december 2001 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid heroïne, ongeveer 55 kilo, in Nederland. De verdachte, een Turkse man zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, werd op 6 juni 2001 in zijn vrachtauto aangehouden. De aanhouding vond plaats nadat hij vanuit België naar Nederland was gereden, waar hij samen met mededaders de heroïne in een andere auto overlaadde. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een cruciale rol had gespeeld in het transport van de heroïne door verschillende Europese landen.

De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijf jaar, en de rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de inbeslagname van de heroïne onrechtmatig was, en oordeelde dat de bewijsmiddelen voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vijf jaar op, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

Daarnaast werden er verschillende inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder bankbiljetten en andere goederen, verbeurd verklaard. De rechtbank oordeelde dat deze voorwerpen grotendeels door middel van het strafbare feit waren verkregen. De uitspraak benadrukte de ernst van de drugshandel en de schadelijke gevolgen voor de samenleving.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/754076-01
rolnummer 1
's-Gravenhage, 20 december 2001
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije),
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Roermond te Roermond.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 7 december 2001.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr T. Çatak, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr J.H. Meulmeester heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij gewijzigde dagvaarding primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen, onder nummer
10A , 10 en 17 vermeld (bankbiljetten tot een totaalbedrag van DM 20.000) zullen worden onttrokken aan het verkeer en dat de blijkens de Beslaglijst onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 2 tot en met 9 en 11 tot en met 15 aan verdachte zullen worden teruggegeven.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Bewijsmiddelverweer.
De raadsman heeft betoogd dat ten tijde van de observatie d.d. 6 juni 2001 in het opsporingsonderzoek in strijd is gehandeld met het doorlaatverbod in de zin van artikel 126ff van het Wetboek van Strafvordering omdat niet onmiddellijk is overgegaan tot inbeslagname van de sporttassen met heroïne die in de laadruimte van de vrachtwagen van verdachte lagen. De observaties en de aangetroffen sporttassen met heroïne dienen derhalve uitgesloten te worden van bewijs.
De rechtbank verwerpt dit verweer, aangezien in casu geen sprake is geweest van doorlaten als bedoeld in artikel 126ff van het Wetboek van Strafvordering. De sporttassen zijn immers, nadat deze zichtbaar voor het observatieteam waren overgeladen in een personenauto, wel degelijk in beslag genomen.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding primair telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Motivering van de straf
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte is betrokken geweest bij de invoer van een zeer grote partij heroïne (ongeveer 55 kilo) in Nederland.
Hij is daartoe in zijn vrachtauto met daarin de heroïne vanuit België naar een plaats in Nederland bij de grens met Duitsland gereden en heeft daar met een van zijn mededaders de heroïne in de auto van die mededader overgeladen. Verdachte is vervolgens in zijn vrachtauto aangehouden. Bij zijn aanhouding bleek dat de laadruimte van de vrachtauto geprepareerd was om partijen drugs of andere smokkelwaar ongemerkt in te vervoeren.
De rechtbank gaat er van uit dat verdachte de heroïne door verschillende (Europese) landen heeft vervoerd. Het aandeel van verdachte bij het transport van die partij heroïne is aldus onmiskenbaar van groot belang geweest.
Heroïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De hoeveelheid heroïne was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Verspreiding van en handel in heroïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ook de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Verdachte heeft gehandeld uit financieel gewin zonder oog te hebben voor de kwalijke gevolgen die verspreiding en handel van deze drug met zich brengen.
De rechtbank rekent verdachte dit feit zwaar aan, temeer omdat verdachte zijn positie als internationaal vrachtwagenchauffeur heeft misbruikt.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 10A, 10 en 17 vermeld (het betreft hier, onder drie nummers vermeld, dezelfde DM-biljetten), verbeurdverklaren, zijnde deze voorwerpen voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze aan verdachte toebehorende voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het strafbare feit is verkregen.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 2 tot en met 9, 11 tot en met 15.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding onder primair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
- Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
- gevangenisstraf voor de duur van 5 JAREN;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op: 6 juni 2001;
in voorlopige hechtenis gesteld op: 8 juni 2001;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart verbeurd de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen en onder nummer 10A, 10 en 17 vermelde voorwerpen (bankbiljetten tot een totaalbedrag van DM 20.000), te weten:
- geld buitenlands,
geldbedr. v. DM 20.000 (162 x 100 DM + 76 x 50 DM);
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 2 tot en met 9, 11 tot en met 15, te weten:
- 1 attachékoffer kl: bruin, inh. diverse bescheiden;
- div. papiertjes met o.a. tel. nrs. en cijfers;
- geld buitenlands, 50 miljoen Turkse Lira;
- geld buitenlands, 85.000 Italiaanse Lire;
- geld buitenlands, 300 Belgische Francs;
- geld buitenlands, 80 Oostenrijkse Schilling;
- geld buitenlands, 70 vermoedelijk Russische Roebels;
- 1 tas met vliegtuiglabels TK 3811;
- 3 Simkaartjes;
- diverse aantekenbriefjes;
- 1 telefoontoestel kl: grijs, Nokia;
- 1 telefoontoestel kl: zilver, Nokia, in zwart hoesje;
- 1 bagagelabel o.n.v. [verdachte].
Dit vonnis is gewezen door
mrs Elkerbout, voorzitter,
Don en Raeijmaekers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Gest, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 december 2001.