ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7534

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 oktober 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/47321
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Ollermann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen de inbewaringstelling van een vreemdeling na uitzetting

In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 3 oktober 2001 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de niet-ontvankelijkheid van het beroep van een vreemdeling tegen zijn inbewaringstelling. De vreemdeling, die de Tunesische nationaliteit heeft, was op 25 september 2001 succesvol uitgezet naar Tunesië. De gemachtigde van de vreemdeling had kennisgenomen van de uitzetting, maar stelde dat hij het beroep niet kon intrekken zonder toestemming van de vreemdeling. De rechtbank overwoog dat zij op de hoogte was gesteld van de bewaring van de vreemdeling via een kennisgeving op grond van artikel 94, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000) en dat er geen beroepschrift was ingediend tegen de inbewaringstelling.

De rechtbank constateerde dat de vreemdeling kort na zijn inbewaringstelling was uitgezet en dat de gemachtigde geen contact had gehad met de vreemdeling na de uitzetting. Ook was er geen verzoek om schadevergoeding ingediend. Gezien deze omstandigheden concludeerde de rechtbank dat het beroep zijn grondslag had verloren, omdat niet aannemelijk was dat de vreemdeling nog belang had bij een beoordeling van de rechtmatigheid van de inbewaringstelling. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.

De rechtbank wees erop dat tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het besluit tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel, hoger beroep openstaat. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier. De uitspraak werd gedaan door mr. H. Ollermann en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
beroep vrijheidsontnemende maatregel
__________________________________________________
Reg.nr : AWB 01/47321 VRWET
Inzake : A, crv nummer [crv nummer], hierna te noemen de vreemdeling, gemachtigde mr. P. Th. van Alkemade, advocaat te Maastricht,
tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,gemachtigde mr. S. van Beek, ambtenaar ten departemente.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. De vreemdeling heeft gesteld te zijn geboren op [...] 1979 en de Tunesische nationaliteit te hebben.
2. Bij kennisgeving op grond van artikel 94 Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000), ter griffie van deze rechtbank ontvangen op 20 september 2001, heeft verweerder de rechtbank bericht dat de vreemdeling met ingang van 18 september 2001 de maatregel van bewaring is opgelegd. Krachtens die bepaling wordt de vreemdeling na de ontvangst van deze kennisgeving geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel.
3. De vreemdeling is op 25 september 2001 uitgezet naar Tunesië.
4. Openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op 27 september 2001. De gemachtigde van de vreemdeling is niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
II. OVERWEGINGEN
1. De gemachtigde van de vreemdeling heeft kennis genomen van het feit dat de vreemdeling is uitgezet. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat hij het beroep niet kan intrekken, nu hij daarvoor geen toestemming heeft gekregen van de vreemdeling.
2. De rechtbank overweegt dat zij door middel van een kennisgeving als bedoeld in artikel 94, eerste lid, Vw2000 in kennis is gesteld van de bewaring van de vreemdeling en dat er geen beroepschrift van de zijde van de vreemdeling tegen de inbewaringstelling is ingediend.
Zij constateert voorts dat de vreemdeling reeds zeer kort na zijn inbewaringstelling, namelijk op 25 september 2001, succesvol is uitgezet naar het land van herkomst.
Daarnaast is het de rechtbank gebleken dat de gemachtigde van de vreemdeling ten tijde en na de uitzetting geen contact heeft gehad met de vreemdeling en dat de gemachtigde ook niet ter zitting is verschenen. Evenmin is gebleken dat er een verzoek om schadevergoeding is ingediend door de gemachtigde. Onder deze omstandigheden, in onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat aan het -fictieve- beroep de grondslag is komen te ontvallen, nu niet aannemelijk is dat de vreemdeling nog een belang heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van de inbewaringstelling. Het beroep dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
III. BESLISSING
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
IV. RECHTSMIDDEL
Krachtens artikel 95 Vw2000 staat tegen deze uitspraak voorzover het betreft het beroep tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel voor partijen hoger beroep open.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier.
Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd.
Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage.
Voorzover in deze uitspraak is beslist op het verzoek om schadevergoeding staat daartegen krachtens artikel 84 aanhef en onder d Vw2000 geen hoger beroep open.
Aldus gedaan door mr. H. Ollermann en uitgesproken in het openbaar op
3 oktober 2001, in tegenwoordigheid van W.M. Colpa, griffier.