ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7333
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en beëindiging opvang onder de Dublin-overeenkomst
In deze zaak hebben eisers, beiden van Afghaanse nationaliteit, een aanvraag tot toelating als vluchteling ingediend in Nederland. De aanvraag is op 10 juli 2001 door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen, omdat Frankrijk als verantwoordelijke lidstaat voor de behandeling van hun asielverzoek is aangemerkt. Eisers hebben vervolgens beroep ingesteld tegen deze afwijzing, waarbij zij primair een beroep deden op artikel 3, lid 4 van de Overeenkomst van Dublin (OvD), en subsidiair stelden dat de beëindiging van hun opvang door het Centraal Orgaan Opvang asielzoekers (COA) niet had mogen plaatsvinden in afwachting van hun overdracht naar Frankrijk.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er geen sprake was van uitzonderlijke schrijnende omstandigheden die toepassing van artikel 3, lid 4 OvD rechtvaardigden. De rechtbank heeft de medische gegevens van eisers in overweging genomen, maar concludeerde dat deze geen belemmering vormden voor de overdracht naar Frankrijk. De rechtbank heeft ook het standpunt van de Staatssecretaris onderschreven dat de beëindiging van de opvang niet in deze procedure aan de orde kon komen, maar dat hiervoor een aparte beroepsprocedure openstond. De rechtbank heeft echter besloten om de beëindiging van de opvang mee te beoordelen, gezien de omstandigheden van de zaak.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij heeft vastgesteld dat er geen aanleiding was om te concluderen dat de afwijzing van de asielaanvraag niet gerechtvaardigd was op basis van de gezondheidsklachten van eisers. De rechtbank heeft de partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.