ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7192

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-900549-01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H. Hensen
  • M. Schaffels
  • A. de Ruiter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank over poging tot doodslag en noodweer

Op 14 december 2001 heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De terechtzitting vond plaats op 12 december 2001, waar de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.P. Visser, aanwezig was. De officier van justitie, mr. Baggerman, had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich samen met zijn zoon naar de woning van zijn schoonzuster had begeven om familieproblemen te bespreken. Tijdens deze bijeenkomst escaleerde de situatie, wat leidde tot een gewelddadig conflict waarbij de verdachte een mes gebruikte, wat resulteerde in ernstig letsel bij de broer van de schoonzuster. De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokkenen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte handelde uit noodweer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat hij handelde ter verdediging van zijn eigen lijf tegen een onmiddellijke, wederrechtelijke aanranding. De benadeelde partij, die zich had gevoegd in de procedure, werd niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte van alle rechtsvervolging ontslagen. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-900549-01
rolnummer 0011
's-Gravenhage, 14 december 2001
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Beni Hadifa (Marokko),
[adres]
in verzekering gesteld op :30 augustus 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op :4 september 2001;
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 12 december 2001.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr A.P. Visser, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr Baggerman heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade. Voor het overige (de immateriële schade) refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij - gewijzigde - dagvaarding primair vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde.
De raadsman heeft namens verdachte - subsidiair - aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, zodat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
In deze zaak lopen de verklaringen van betrokkenen omtrent de feitelijke gang van zaken uiteen. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte zich tezamen met zijn zoon heeft begeven naar de woning van zijn schoonzuster teneinde netelige familieaangelegenheden te bespreken. In de woning was ook aanwezig de echtgenoot van de schoonzuster. De discussie liep zo hoog op dat de schoonzuster reden zag te zeggen dat zij de politie zou bellen. Feitelijk heeft zij haar broer gebeld. De broer is gekomen, vergezeld van zijn broer A.. De discussie heeft zich vervolgens voortgezet. Tot dit moment lopen de verklaringen van betrokkenen parallel.
Een aantal betrokkenen, de meerderheid, verklaart, kort weergegeven, dat de discussie er vervolgens toe leidde dat verdachte het gevecht aanging en vervolgens als eerste en als enige een mes trok en gebruikte, waardoor de broer ernstig letsel opliep.
De zoon verklaart dat hij zag dat broer A. begon te vechten en als eerste en, binnen zijn waarneming, als enige een mes trok. De zoon heeft een kort moment de woning verlaten teneinde hulp te gaan halen. Teruggekomen in de woning zag hij datzelfde mes in handen van zijn vader, die er stekende bewegingen mee maakte.
De verklaring van de zoon indiceert een gang van zaken waarbij verdachte in een in meerderheid vijandige omgeving verkeerde, vervolgens fysiek werd aangevallen, bij welke aanval een mes werd gehanteerd, waarbij verdachte er in slaagde dat mes van een aanvaller te ontfutselen en vervolgens is dat mes door hem ter verdediging gebruikt.
Niettegenstaande de verklaring van verdachte, die zegt op geen enkel moment een mes in zijn handen te hebben gehad, welke verklaring de rechtbank, gelet op de bewezenverklaring, als leugenachtig kwalificeert, is de rechtbank van oordeel dat de gang van zaken die door de verklaring van de zoon wordt geïndiceerd het meest aannemelijk is. Daartoe heeft de rechtbank meegewogen, onder meer, dat ook verdachte niet te verwaarlozen letsel heeft opgelopen, dat broer A. de woning nog voor de komst van de politie heeft ontvlucht, dat het gehanteerde mes niet is teruggevonden en dat niet aannemelijk is dat verdachte in een in meerderheid vijandige omgeving het gevecht zal zijn aangegaan. Niet in het nadeel van verdachte mag werken dat broer A. voornoemd niet bereikbaar bleek voor een verhoor door de rechter-commissaris op verzoek van de raadsman. Het oordeel van de rechtbank brengt met zich mee dat het beroep van de raadsman op noodweer dient te slagen nu ook overigens niet aannemelijk is geworden dat verdachte de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit heeft overschreden. Verdachte heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf tegen de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door anderen.
Het bewezenverklaarde is derhalve niet strafbaar, zodat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het voorgaande met zich brengt dat verdachte ten onrechte langere tijd in voorlopige hechtenis heeft verbleven. Dit verblijf is evenwel geenszins onrechtmatig te achten omdat verdachte door halsstarrig te blijven liegen de waarheidvinding in zijn eigen zaak heeft belemmerd.
De vordering van de benadeelde partij.
Benadeelde parijt wonende 's-Gravenhage, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot ¦ 4.641,20.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 41, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij - gewijzigde - dagvaarding primair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
Poging tot doodslag;
verklaart het bewezene niet strafbaar;
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, en dat deze zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Hensen, voorzitter,
Schaffels en De Ruiter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Japenga, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 december 2001.
Mr de Ruiter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.