ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7169
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 8 augustus 2001 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een vreemdeling, hier aangeduid als eiser, die geen rechtmatig verblijf in Nederland had. De maatregel van bewaring was opgelegd door verweerder op 25 juli 2001, met het oog op de uitzetting van eiser, die op dat moment met een verlopen Schengenvisum Nederland was binnengekomen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij zijn gemachtigde betoogde dat eiser in strijd met artikel 94 van de Vreemdelingenwet 2000 niet ter zitting was gehoord.
De rechtbank overwoog dat de maatregel van bewaring was opgeheven voordat de zitting plaatsvond, omdat verweerder de uitzetting van eiser wilde effectueren. De rechtbank oordeelde dat dit niet onrechtmatig was, aangezien de maatregel van bewaring is bedoeld om de uitzetting van vreemdelingen te waarborgen. De rechtbank benadrukte dat het recht van eiser om ter zitting te worden gehoord niet zo ver strekt dat verweerder niet tot uitzetting kan overgaan voordat de zitting heeft plaatsgevonden. Eiser kan echter ook na de opheffing van de maatregel de rechtbank om een oordeel vragen over de rechtmatigheid van de inbewaringstelling.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank concludeerde dat de inbewaringstelling in overeenstemming met de wettelijke vereisten had plaatsgevonden en dat de maatregel op goede gronden was opgelegd. Eiser had immers geen geldige titel voor verblijf in Nederland en er was een gerechtvaardigde vrees dat hij zich niet aan een aanzegging om Nederland te verlaten zou houden. De rechtbank gaf aan dat de maatregel van bewaring het meest aangewezen middel was om een spoedige uitzetting van eiser te verzekeren. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.