ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7166
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Y.A.A.G. de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielverzoek van Congolese verzoekster met minderjarige kinderen
In deze zaak heeft de president van de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 november 2001 uitspraak gedaan in het kader van een asielverzoek van een Congolese vrouw, verzoekster, die samen met haar minderjarige kinderen in Nederland verblijft. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen. De president oordeelde dat de afwijzing op goede gronden was gebaseerd, met name op artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat verzoekster niet voldoende bewijs had geleverd van haar vluchtelingenstatus. Verzoekster had geen officiële documenten overgelegd die haar identiteit en haar vluchtverhaal konden staven. De president merkte op dat het overgelegde UNHCR-document niet als officieel identiteitsbewijs kon worden beschouwd, en dat verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat het ontbreken van documenten niet aan haar was toe te rekenen.
De president ging verder in op de omstandigheden waaronder verzoekster haar asielverzoek had ingediend. Ze had aangegeven dat ze zich slecht voelde door emotie, stress en uitputting, en dat ze de zorg voor haar kinderen droeg. De president oordeelde echter dat de procedure in het aanmeldcentrum (AC) zorgvuldig was uitgevoerd en dat er voldoende rekening was gehouden met de situatie van verzoekster. De president concludeerde dat de aanvraag niet in strijd was met de wet en dat de afdoening in het AC terecht was geweest.
Uiteindelijk werd het beroep van verzoekster ongegrond verklaard en werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De president benadrukte dat er geen gronden waren voor het oordeel dat verzoekster in haar land van herkomst te vrezen had voor vervolging, en dat de aanvraag op basis van de huidige individuele motieven van verzoekster werd beoordeeld. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, en verzoekster werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.