ECLI:NL:RBSGR:2001:AD7119
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.J. van Bennekom
- Rechtspraak.nl
Bewaring van vreemdeling in het kader van asielprocedure en rechtmatig verblijf
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 7 november 2001 uitspraak gedaan in een beroep tegen de inbewaringstelling van eiser, een vreemdeling van Turkse nationaliteit. Eiser was in bewaring gesteld op 24 oktober 2001, op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), omdat hij geen rechtmatig verblijf had. Eiser stelde dat hij rechtmatig in Nederland verbleef, omdat de beroepstermijn van zijn buiten behandeling gestelde asielaanvraag nog liep. De rechtbank oordeelde echter dat, door de buitenbehandelingstelling van zijn asielaanvraag op 15 oktober 2001, het rechtmatig verblijf van eiser op grond van artikel 8, onder f, Vw 2000 was beëindigd. Eiser had ten tijde van zijn inbewaringstelling geen beroep ingesteld tegen deze buitenbehandelingstelling, waardoor hij ook geen rechtmatig verblijf kon ontlenen aan artikel 8, onder h, Vw 2000.
De rechtbank benadrukte dat de opschortende werking van het besluit gedurende de beroepstermijn niet automatisch rechtmatig verblijf oplevert. Bovendien had eiser zich aan het vreemdelingentoezicht onttrokken door te ontvluchten uit de inrichting waar hij verbleef. De rechtbank concludeerde dat er geen gronden waren om de inbewaringstelling onrechtmatig te achten. Eiser beschikte niet over een identiteitspapier, had zich niet gemeld bij de korpschef en had geen vaste woon- of verblijfplaats. De rechtbank oordeelde dat het belang van de openbare orde de bewaring vorderde en dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten om eiser in bewaring te stellen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met een termijn van één week voor het instellen van hoger beroep.